We zijn in 1894 beland met de Rode Canon, het oprichtingsjaar van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij. Het kiezen voor wel meedoen aan het “parlementaire spel” van de onderhavige oud-leden van de Sociaal-Democratische Bond betekende een scheiding der geesten die niet meer ongedaan te maken was. Het hield in laatste instantie in dat de meespelers van het spel aan de andere kant van de barricaden belandden ten opzichte van de revolutionaire socialisten van wie zij zich hadden afgesplitst. Waar eindigt het?
Het is een beetje moeilijk te zeggen. De Partij van de Arbeid wordt altijd als een voortzetting van de SDAP gezien, maar het is een fusiepartij. Er valt om allerlei redenen veel voor te zeggen dat het met de sociaal-democratie in Nederland feitelijk afgelopen was in 1946. Dan wordt het woord sociaal-democratie gebruikt in de zin van “langs parlementaire weg (het) socialisme nastrevend”.
De SDAP is nooit zelfs maar bij benadering de grootste partij van Nederland geworden. En hij heeft in zijn bestaan minder dan een jaar deel uitgemaakt van een regering: de Duitse bezetting maakte een einde aan dit kortstondige “experiment” (bezien vanuit de “gevestigde” partijen). Na de bezetting heeft de regering die niet gebaseerd was op een gekozen Tweede Kamer nog een sterke SDAP-kleur gehad, maar de Doorbraak en de fusie zaten er al aan te komen.
Eventuele successen van de SDAP werden op gemeentelijk niveau bereikt. Hierover later meer.
Wonderlijk hoe de oprichters van de partij werden voorzien van het etiket “De Twaalf Apostelen”. Dit gevoegd naast de aanduiding van voorman Domela Nieuwenhuis als “onze verlosser” kan men zeggen dat er een messianistisch gevoel geheerst moet hebben in die dagen, extra aangemoedigd door de komende eeuwwisseling. (Men had toen ook al rekenproblemen met wanneer de nieuwe eeuw nu eigenlijk begon, menigeen vond dat het in 1900 al zo ver was).
Het WBS-verhaal.
Deel van de reeks over de Rode Canon
Het lijkt zo’n subtiel verschil dat het nooit aangestipt wordt, maar democratisch-socialisme of sociaal-democratie zijn wezenlijk verschillende zaken.
Sociaal-democraat en democratisch-socialist worden door de geschiedenis heen door elkaar gebruikt alsof ze onderling inwisselbaar zijn. Na de ‘doorbraak’ is er vrijwel alleen nog sprake van sociaal-democratie. Die ombuiging heeft zich vrij discreet voltrokken.
Democratisch-socialisten waren er evenwel van overtuigd dat het kapitalistische systeem afgeschaft diende te worden. Alleen een socialistisch bestel kon sociale rechtvaardigheid brengen. Die omwenteling moest tot stand gebracht worden via democratische weg en het nieuwe bestel moest een parlementaire democratie zijn.
Sociaal-democraten waren voorstander van een kapitalistische economie en wilden daar (tot voor kort) de scherpe kantjes afhalen door een aantal hervorming door te voeren op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, sociale bescherming en een gedeeltelijke herdistributie van de rijkdom door middel van progressieve belastingheffing.
@2
Mr. M illustreert de betekenisverandering die “sociaal-democratisch” heeft ondergaan in pakweg 125 jaar. De Sociaal-Democratische Bond stelde zich op een revolutionair standpunt; de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij koos daartegenover juist de parlementaire weg.
Dit is een chronologisch verhaal, maar ik kan alvast verklappen dat we nog de Sociaal-Democratische Partij krijgen die en revolutionair en parlementair wilde zijn. Binnenkort in deze serie.