De Amstel is de levensader van de hoofdstad, de naam van de rivier komt langs om een omweg voor in de naam van de stad. Ik heb mijn eerste jaren doorgebracht aan de Amstel, de tijd waarin de rivier ´s winters meestal dichtvroor. In het midden werd een vaargeul open gehouden, dus je kon maar tot een bepaald punt veilig over het ijs lopen. Opgepast, niet een soort “Toen was geluk heel gewoon”-achtige reis naar de temps perdu maken. De aanleiding tot het volgende noodt er toe.
Een sprongetje in de persoonlijke geschiedenis. Jarenlang was Waterland voor mij de streek voor fietstochten de stad uit, vijf minuten fietsen van huis en ik was al in Waterland. Toen ik verhuisde naar de binnenstad werd de Amstel het centrale punt voor fietstochten, een andere “groene” route die wel steeds minder groen werd. Er staat een beeld van Rembrandt van Rijn aan de westoever, de suggestie is dat hij het landschap aan de oostkant van de Amstel schildert. Maar als ik de Bijlmermeer noem in dit verband denkt u terecht aan galerijflats en andere bebouwing en daar kijkt Rembrandt nu dan ook op uit. Toch was (en is het misschien nog) het een goeie groene fietsroute, de stad uit maar toch dicht bij Amsterdam.
Ik rijd hem alleen al jaren niet meer, zoals ik al jaren niet meer fiets in mijn stad – ik word omver gereden door toeristen die nooit op een fiets gezeten hebben en in groepjes de straat overheersen, niet wetende dat je stuurt naar het punt waarnaar je kijkt, en verder door snelle tamelijk jonge mensen voor wie ik opzij moet (het toppunt was “Opzij, opa” toegesnauwd te krijgen nota bene bij mijn oude school) en nu hebben we dan ook nog de elektrieke fietsers en de vetfietsers. Ik houd het wel bij de boerenbuiten, en dan nog – maar genoeg.
Die overvloed aan toeristen, de merkwaardige sociale samenstelling van de binnenstad van nu, went het?
Welnu, wat was ik blij in die morsige toch wel veelkleurige stad terug te zijn na een functioneel bezoek aan wat men de Zuidas noemt. Die hoek van de stad maakte ooit deel uit van mijn Amstelroute.
Mensen, mijn bek zakte open, het was tegen lunchtijd. Een stoet witte mannetjes, allemaal in “informeel” want ja het is warm, wit overhemd en blauwe broek, nee geen spijkerbroek hoor, op weg naar waar ze de lunch gaan gebruiken. In slagorde op weg naar dure koffie die niet op koffie lijkt – denk ik.
De speelgoedmannetjes en meer niet helaas, maar ze zijn hier wel de baas. Hier wordt het grote belastingsjoemelen georganiseerd, of er worden die bullshitbanen uitgevoerd als in de strip Van 9 tot 5 maar dan in uniform. Hier wordt de diversiteit gepredikt waar ze zelf nooit aan zullen voldoen.
Domweg gelukkig in de binnenstad, waar een lachend groepje zeer diverse jonge vrouwen, in microscopische topjes die wel van elkaar verschilden – zo onbewust bijdragend aan de schoonheid van de stad -, mij op de brug vraagt of ik een foto van hen allen wil maken. Graag gedaan, welkom in mijn stad.
Koester de bontheid mensen, u weet niet hoe bijzonder zij is.
Malvina zong dit voor het eerst zestig jaar geleden, profetisch en misschien al beschrijvend, maar heus, het is erger.
Little boxes, Malvina Reynolds
– Uitgelicht: Photo by Marcel Witte on Unsplash