Het nieuwe normaal — een christen-anarchistische mijmering

‘Het nieuwe normaal’—determinisme in pandemische tijden: tussen maakbaarheid en destructie in de samenleving; een dialectisch-poëtische spanning

‘Ben ik mijn broeders hoeder?’ antwoordde Kaïn God, na de geslaagde moorddaad op Abel. Zijn antwoord verpakt als levensvraag. Rivaliteit, een fatale confrontatie tussen de herder-figuur en de bewerker van stad en land. De vraag van Kaïn lijkt voor de onoplettende lezer een gesloten vraag maar is veel eerder volstrekt open… en dit… tot op de dag van vandaag. Heb ik mijn naaste lief als mijzelf? En hoe werkt dit dan in het heden, [lees] in pandemische tijden?      

Onverschilligheid, haat of liefde? 

Het paradijs was al niet meer—zo gaat de schriftuurlijke vertelling; pa en ma (Adam en Eva) waren immers al eventjes verdreven uit de Hof van Eden, de generatiekloof definitief; alwaar de ouders het al zo-even eerder verkloot hadden, hebben beider zoons nu evenzeer hun onschuld verloren. Laat de geschiedenis, de-vaart-der-volkeren, aanvang nemen! De Plaag, de Pest, Aids — wat is er qua onheil nog nieuw onder de gemeenschappelijke zon? Voor hoelang nog is de één zijn dood de ander zijn brood?     

Oma behoort tot de kwetsbare groep. Ik kwam voor rampjaar twintig twintig eigenlijk al te weinig bij haar op bezoek; knaagt mijn geweten achteraf met de kennis van nu.  

Hoe kan ik leven voor mijzelf als ik niet mijzelf meer mag zijn? Een gokje wagen in het leven. Een geloofssprong: against all odds.

Onze hele leefwereld ingericht als sickbuildingsyndroom. De collegezalen en zorgtehuizen alwaar besmette lucht wordt hergebruikt en rondgepompt; aerosolen, bacillen, klimaat, leefmilieu. Heb ik die ziekmakende gebouwen, waar we in huizen en leven moeten, meegebouwd? Tja, even heb ik gewerkt in een timmerfabriek; driedubbel glas, dichtgekitte kozijnen timmeren, fabriceren. Resideren en werken in een gevangenis als bedoeling. Geen frisse lucht. Maar ik ben nooit de architect geweest. ‘Klimaatneutraal’ klinkt nu als de dood. Ademruimte. 
Kinderen zullen dus moeten opdraaien voor de zonden van hun ouders. 

Okay zestig-plus boomer, u mocht in uw goede oude tijd nog wel in studententijd hoeren, snoeren, gebruiken, feesten. Het pandemisch avontuur van vandaag-de-dag maakt echter dat u de wereld slechter achterlaat dan aangetroffen. Avondklok, steeds-meer-controle. Geen vrijheid blijheid voor uw (klein)kinderen. Doodsdrift. Alsof Abraham wél zijn zoon heeft moeten offeren. Zo heeft de babyboomgeneratie geleefd—Hades wacht in de onderwereld… voor deze verkwistende consumptiegeneratie. Als de dood voor de dood zijn ze. Vrijwel allemaal. Na ons megalomane hippies de zondvloed, en we sleuren het nageslacht mee.  

Oneer

Grosso modo heeft deze generatie — die geboren is tussen de jaren negentienvijftig en negentienzeventig ― uiteindelijk gestreden voor zelfbehoud. En daarenboven het verkwisten en uitbuiten van de welvaart die de generatie daarvoor mogelijk gemaakt heeft. Ecosystemen alsmede samenlevingsverbanden zijn kapotgemaakt geworden. Verkwisting en overconsumptie. En hoezo moeten de millennials dan de gebeten hond zijn — een zondebok? Wij zullen het anders moeten gaan doen. Het consumentisme is eigenlijk hetzelfde als kolonialisme, maar dan in zijn meest meedogenloze vorm. 

Om de cirkel van mijn tekst rond-te-maken is het zaak om te stellen dat er wellicht geen global reset hoeft te komen van hogerhand, maar dat we weer (opnieuw) leren om originele samenlevingsverbanden te creëren die meer lokaal gestalte zullen krijgen. Er is nog een lange weg te gaan. Techniek, religie en het leven mogen zich opnieuw uitvinden. Het is niet dat ik de revolutie uitroep, maar we leven nu eenmaal in een overgangstijd. Noem het gelieve geen utopie maar een noodzakelijkheid.

In een wereld waar ziektekiemen van dieren naar mensen overspringen is social distancing tussen mens en dier wellicht een verstandig idee; echter wanneer het maakt dat ik mijn mensenbroeder wantrouwen moet, dan komt mijn libertarisch socialistische hart in het geweer. En dat moet ook.

We zijn samen van eenzelfde soort. Geen crisis of totalitaire politieke werkelijkheid zal onze menselijke essentie kunnen veranderen — vrijheid blijheid.