Onderstaand artikel schreef ik voor nummer 3 van jaargang 12 van het Vredesmagazine, derde kwartaal van 2020. Daar is het intussen dus al te lezen.
Demonstranten verdreven eind 2003 in Georgië Edward Shevardnadzhe, de president van dat land, uit zijn functie. De politieke omwenteling waar dit deel van uitmaakte, kwam bekend te staan als de Rozenrevolutie. Demonstranten dwongen eind 2004 nieuwe presidentsverkiezingen af in OekraÏne: ze geloofden niet dat de tot winnaar uitgeroepen Janoekovitsj zijn zege zonder fraude had behaald. Na die nieuwe verkiezingen werd oppositiekandidaat Joesjenko alsnog tot winnaar uitgeroepen. De gang van zaken kwam bekend te staan als de Oranje Revolutie. Demonstranten in Kirgizië verdreven in voorjaar 2005 president Akayev uit zijn positie. De politieke omwenteling waarvan dit de climax was, kwam als Tulpenrevolutie te boek te staan. Later kwamen er meer van dit type protestbewegingen en omwentelingen, met als beruchtste voorbeeld de Maidan-revolutie in wederom Oekraïne, in 2013-2014. Met die beweging kwam de via verkiezingen later toch nog eens president geworden pro-Russische Janoekovitsj ten val, om plaats te maken voor een pro-Westerse regering.
Al dit soort omwentelingen werden al snel ‘Kleuren-revoluties’ genoemd, vanwege de bijnaam die ze kregen, ook al is een ceder – het symbool van een vergelijkbare protestbeweging in Libanon in 2005 – net zo min een kleur als een roos of een tulp. Een ander woord dat ervoor gehanteerd werd, was ‘Fluwelen revoluties’. Dat verwees naar de val van de Communistische eenpartijstaten in 1989 na massademonstraties, een episode die zelf ook weer deel uitmaakte van een breder verschijnsel. In voorjaar 1989 had je al de democratische protestbeweging van studenten en miljoenen anderen in China, een poging tot omwenteling die met tanks, executies en massa-arrestaties werd neergeslagen. Later in 1989 had je tenslotte ook de reeks omwentelingen waarmee in Polen, Hongarije, de DDR, Tsjecho-Slowakije, Bulgarije en tenslotte Roemenië de almacht van de regerende Communistische partijen werd gebroken en de weg werd opengebroken voor politieke liberalisering enerzijds, economische markthervormingen anderzijds. In Tsjecho-Slowakije heette dit al snel de Fluwelen revolutie, vanwege het vreedzame karakter van de protestacties. Dit werd een soortnaam, alhoewel de omwenteling in Roemenië niet bepaald aan het vreedzame beeld voldeed.
De gebeurtenissen van 1989 verwekten bij linkse en radicale mensen nogal wat ongemak. Die vrijheid en democratie waar demonstranten om riepen waren wel mooi, maar kijk naar de resultaten! Keiharde neoliberale regimes, niet minder corrupt dan wat er aan vooraf ging, hardvochtig bezuinigend en privatiserend ten koste van arme mensen die zo alleen nog maar armer werden. Die kritiek was geen onzin, maar ging gepaard met een andere. Waren de ten val gebrachte regeringen, hoe onaangenaam ook toch niet pogingen om progressieve sociale veranderingen te realiseren? Was er toch niet iets als een ‘socialistisch kamp’ dat door de revoltes ten grave werd gedragen, en konden we dat wel toejuichen? Het vergde een scherpe, hoognodige analyse – eentje die aangaf dat Husak, Ceauşescu, Honecker en hun kameraden presideerden over een repressieve klassenmaatschappij die door bevolkingen terecht verafschuwd werd. Als dat ‘socialisme’ was, was het geen verdedigbare zaak, het was reëler om er een variant van het kapitalisme in te zien. Met deze houding was het tenminste mogelijk om zonder treurnis de val van stalinistische dictaturen te begroeten en de demonstranten in hun vrijheidsstrijd alle succes toe te wensen. Volgens mij was en blijft dat een juiste houding.
Bleef overeind dat de nieuwe maatschappij in ruil voor een beetje meer vrijheid een boel meer armoede bracht, via de sloop van de bestaanszekerheid die stalinistische staten op een beperkte manier boden. Bleef ook overeind dat in de wereldpolitiek de oude regimes, veelal verbonden aan de Sovjet-Unie, vervangen werden dor nieuwe regimes die in de invloedssfeer van de VS terechtkwamen, in de invloedssfeer van het machtigste imperialisme van deze planeet derhalve. Je kon met goed fatsoen de demonstranten van 1989 de morele steun niet onthouden. Maar je kon met even goed fatsoen het resultaat van de omwentelingen niet toejuichen. Van de stalinistische regen waren maatschappijen in de neoliberale drup beland.
Deze afstandelijke houding gold ook voor de latere kleuren-revoluties. Maar daar kwam nog een belangrijk kritiekpunt bij: waren dat sowieso wel echt revoluties? Was er niet veeleer sprake van door de VS en/of de EU geregisseerde omwentelingen? Paste dit niet veel meer bij het begrip ‘regime change’ zoals de VS dat lanceerden om de gewelddadige vervanging van Saddam Hoessein door een plooibaarder regime in Irak mee te beschrijven? Kleurenrevoluties als regime change-operaties: het werd een hele gangbare analyse ter linkerzijde. Klopt die analyse?
Onmiskenbaar is het feit dat de veranderingen een eind maakten aan regimes die door de VS en/of de EU als obstakel werden gezien. De Georgische president zocht toenadering tot Rusland, ook na de Koude Oorlog nog steeds een Amerikaans rivaal. Dat maakte het voor de VS interessant om zijn aftreden na te streven. Anti-regeringsprotesten boden voor dat streven een aanknopingspunt. In Oekraïne speelde iets soortgelijks: Janoekovitsj was al in 2004 de pro-Russische kandidaat en in 2013 een president die een verdrag met de EU op het laatste moment torpedeerde, hetgeen aanleiding was tot de protesten die uitliepen op de Maidan-gebeurtenissen. VS en EU zagen hier een kans in om Oekraïne uit de Russische naar de Amerikaans/Europese invloedssfeer over te hevelen.
Onmiskenbaar is het feit dan zowel in Kirgizië, in Oekraïne 2004 en 2013-14 en in Georgië, Amerikaanse politieke invloed een grote rol speelde. De VS incasseerde niet enkel resultaten van de omwentelingen. Het streefde die omwentelingen ook actief na, en droeg er aan bij dat ze een pro-Westerse vorm aannamen. De documentatie over alle NGO’s die mede gefinancierd werden met geld dat direct of indirect van de Amerikaanse staat kwam, of van ‘filantropische’ stichtingen die door grote bedrijven gefinancierd werden en pro-Westerse politieke veranderingen steunden, is omvangrijk, onbetwistbaar en behoeft hier niet te worden herhaald. De VS staken grof geld in politieke ontwikkelingen die in Rozenrevolutie, Tulpenrevolutie, Oranjerevolutie en Maidanrevolutie hun bekroning vonden. Maar zijn die gebeurtenissen daarmee simpelweg Made In The USA? Volgens mij is dat een grove miskenning van hoe dit soort processen verlopen. Maar voor ik daar dieper op inga, maak ik eerst een theoretisch uitstapje.
Revoluties zijn een vorm van sociale en politieke strijd waarin de maatschappelijke verhoudingen van onderop, door omvangrijke actie van onderworpen mensen, omver gegooid worden. Het gaat van onder naar boven: uitgebuite mensen versus uitbuiters, slaven versus slavenhouders, arme boeren versus grootgrondbezitters, arbeiders versus kapitalisten, rechteloze bevolking versus oppermachtige heersers. Maar revoluties zijn tegelijk onderhevig aan een dynamiek die daar haaks op staat: de rivaliteit tussen staten en blokken van staten. Er is een verticale as, waar machthebbers en uitbuiters bovenaan staan, onderworpen en uitgebuite mensen onderaan. Revolutie is strijd op deze verticale as, van onder tegen boven. Er is echter ook een verticale as waarin staten en blokken van staten tegenover elkaar staan als vijanden. Oorlog is strijd langs deze horizontale as, van staten die naast elkaar staan, de een weliswaar machtiger dan de ander maar toch als rivalen, niet als onderworpene versus overheerser.
Maar de strijd langs die twee assen werkt op elkaar in. Oorlog tussen staten, strijd op de horizontale as dus. wekt binnen elke staat maar al te vaak verzet op: dienstweigering, stakingen in de oorlogsindustrie, muiterij, oftewel strijd op die verticale as. Een land waarin staking en muiterij uitgroeit tot algehele opstandigheid tegen het regime, kan een revolutie doormaken. Rusland in 1917 is het klassieke voorbeeld. De spreekwoordelijke arbeiders, boeren en soldaten stonden daar tegenover de kapitalisten, grondbezitters, generaals en de Tsaar. Rusland werd door deze revolutie feitelijk uit de Eerste Wereldoorlog geduwd. Strijd op de verticale as had strijd langs de horizontale as gesaboteerd.
Tegelijk speelde het omgekeerde! Rusland vocht zij aan zij met Frankrijk en Engeland tegen Oostenrijk en Duitsland. Dat laatste land zag in de opstandigheid een kans om haar tegenstander Rusland uit de oorlog te duwen. Voor de generale staf was dat gefaciliteerde treinreisje waarmee handenvol Russische revolutionairen terug naar St Petersburg konden gaan, een investering. Hoeveel dat bijdroeg tot de omwenteling, is maar de vraag. Maar dat revolutionaire bewegingen om geopolitieke redenen steun kunnen krijgen van staten die hun tegenstander graag overlast bezorgen, is als verschijnsel ouder dan de ‘regime change’-operaties uit recenter tijd. Maar de Duitse steun aan Bolsjewieken is nog geen reden om die partij neer te zetten als instrument van het Duitse imperialisme. Er is genoeg mis met deze partij en haar praktijken, maar een verlengstuk van het keizerlijke hof was Lenins club niet.
Opstandige bewegingen die steun van rivalen van de staten waarin die bewegingen plaats vinden, zie je veel vaker. De Vietnamese onafhankelijkheidsstrijd tegen Frankrijk en later de VS kreeg op beslissende momenten omvangrijke militaire steun, in de jaren vijftig vooral uit China, in de jaren zestig en zeventig vooral uit de Sovjet-Unie. Maar wie daaruit concludeert dat de Vietnamese revolutie louter in Chinese en/of Russische regime change-operatie was, miskent de motivatie en strijdlust van de boeren van Vietnam, tegen grootgrondbezitters, en van grote delen van de Vietnamese bevolking tegen koloniale overheersing. De Nicaraguaanse revolutie in 1978-79 en de strijd tegen Apartheid in Zuid-Afrika in de jaren zeventig en tachtig kregen enige militaire en diplomatieke steun uit Cuba en de Sovjet-Unie en aanverwante staten. Maar dat maakt die revolutie en die strijd nog niet tot verlengstukken van Moskou en/of Havana. Dat delen van de anti-kernwapenprotesten steun kregen van KGB en Oost-Duitse geheime dienst, al dan niet via bijvoorbeeld de CPN, is intussen duidelijk. Maar daarmee is de vredesbeweging van die tijd nog niet weggezet als complot van het Kremlin. Mensen hadden echt geen influistering uit die richting nodig om te snappen dat kernwapens, van neutronenbom tot en met kruisraket, verfoeilijke dingen waren, waartegen je hoorde te protesteren als je leven en je to9ekomst je lief was. Ja, sociale strijd in de Westelijke invloedssfeer kreeg vaak steun uit het rivaliserende machtsblok. Maar daarmee werd die strijd nog geen instrument van dat machtsblok. Dat zou dat machtsblok wel gewild hebben, maar zo werkte het niet: die strijd had autonome redenen en wortels. Het Kremlin kon proberen te manipuleren wat het aan strijd aantrof, het kon die strijd echter niet naar believen in het leven roepen, en ook die manipulatie kende beperkingen. De gebeurtenissen waren gene kleurenrevoluties, ook niet als je er de kleur rood op wilt plakken.
Welnu, hetzelfde geldt vandaag de dag andersom. NAVO, EU, CIA, en aanpalende denktanks en foundations: ze proberen het politieke proces te beïnvloeden in landen die tot de invloedssfeer van rivaal Rusland horen, en in Rusland zelf. Maar ze kunnen geen opstanden in het leven roepen als niet aan een heel belangrijke voorwaarde is voldaan: wijd verbreide onvrede. De woede over verkiezingsfraude waar pro-Westerse opponenten in Oekraïne gebruik van maakten, bestond echt. Die vele tienduizenden mensen die week na week kou kleumden in Kiev in december 2004 om daartegen te protesteren, waren echt authentiek verontwaardigd: hun boosheid was ze niet bijgebracht door Westerse agenten of propagandisten. De corruptie die mensen in Kirgizstan tot opstand bracht was geen Westers verzinsel. De repressie die ze trotseerden, bestond echt. Wie denkt dat demonstranten de risico’s namen die ze namen, enkel omdat ze bedwelmd waren door Westerse propaganda, doet deze mensen groot onrecht. Westerse propaganda speelde huichelachtig in op reële misstanden en reële verontwaardiging. Maar die manipulatie had slechts weerklank omdat die misstanden en verontwaardiging zo reëel en gerechtvaardigd waren. Niemand waagt zijn of haar leven louter op instigatie van een buitenlandse denktank of veiligheidsdienst, tenzij de betaling wel zeer riant is. Maar wie gelooft er werkelijk dat de honderdduizenden Maidan-demonstranten voldoende gesubsidieerd werden door Obama’s Witte Huis om het gevaar waar ze aan blootstonden, acceptabel te maken?
De kleurenrevoluties waren dus niet simpelweg regime change-operaties, al was het regime change-aspect niet afwezig. Het waren wel degelijk autonome maatschappelijke processen waarin de onderkant – een getergde bevolking – tegenover een bovenkant – een repressief en corrupt bewind – stond. Maar deze processen stonden veel sterker onder invloed van geopolitieke rivaliteit dan gezond was voor de emancipatoire mogelijkheden die in deze revoltes besloten lag. De Maidan-revolutie en de eerdere kleurenrevoluties kwamen juist door die Westerse invloed makkelijk bij hun deprimerende, neoliberale en soms zelfs van fascisme doordrenkte, uitkomst. Dat is geen argument tegen de opstandigheid vanuit de bevolking die aan de basis van ook deze revoluties stond. Het is juist een argument voor solidariteit – tegen de betreffende regimes en tegen neoliberale, Westerse bemoeienis met dit soort revoluties. Zodat opstandelingen in situaties van kleurenrevolutie merken dat er betere bondgenoten denkbaar zijn dan de CIA.
Ook verschenen bij: PeterStormt
– Uitgelichte afbeelding: By Zaraza – Zaraza, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=1668049