Zo gelukkig als een asbak met de Nobelprijs

timeschange
Dit hoesje laat nog iets ergers zien dan het persoonlijke leed dat ik ondervond bij mijn bestelling…

Mijn herinnering aan de kennismaking met Bob Dylan is wat de plaatsing in de tijd betreft niet precies. Maar ik heb boekgehouden als jongeling, het logboek van deejays van Radio Caroline South, een werkzaamheid die inmiddels op het net sporen nalaat. En dus weet ik dat het begin 1965 was, niet in de nadagen van 1964. Immers, het was Keith Skues die aankwam met de originele versie van The times they are a-changin’, en die was pas begin ’65 terug op het schip.
Het horen van die originele versie was een belevenis die mij heel goed bijstaat, maar heeft het zin het te beschrijven? Het rauwe, ongeveer kwade, met de bepaald vals aandoende mondharmonica – dit was een manifest, in tegenstelling tot de zoetgevooisde georkestreerde versie van Peter, Paul & Mary die wel eerder te horen was.

Ik zou het gekend kunnen hebben van LP, goed aangevuld van u hoor, maar langspeelplaten vielen buiten beeld in die tijden voor een vroege tiener. Van mijn vijftiende tot mijn achttiende heb ik er precies een (1) gehad, en nee, die was niet van Dylan [oplettende lezertjes weten dat het Dusty Springfield betrof]. Zodra ik kon snelde ik naar de platenboer en bestelde wat ik meende dat een single was. Want in voorraad was hij niet, en hij was niet leverbaar. Ik zou er van horen. Ik ging af en toe langs, het duurde mij te lang, en hij kwam maar niet uit. Inmiddels stond hij in Groot-Brittannië in de top-20, ik vermoed toch dat dit door Keith Skues bewerkstelligd is.

Subterranean homesick blues was als opvolger al goed genoteerd bij de westerburen toen ik eindelijk bericht kreeg dat mijn single er was. Als b-kant van “Subterranean”. Ik voel mij nog steeds genept.
Het waren tijden waarin er alleen van het label Decca importsingles te vinden waren in Nederland. Twintig jaar later zou import bijna gewoon worden.
En ja, Nederland. Het gênante geval Wigwam is nog steeds de bestverkochte single van Bob Dylan in NL, dus ik kan mij de verbazing van de gemiddelde landgenoot wel voorstellen bij die Nobelprijs voor de literatuur.
We gaan zo’n 35 jaar vooruit in de tijd.

Mijn buurman op “het terrein” in Egmond-Binnen Huib Schreurs, boekhandelaar en mede-anarchist Martin Smit en Theodor Holman organiseren in de Melkweg een manifestatie ter ondersteuning van de Nobelprijs voor Dylan. Rick de Leeuw (Tröckener Kecks) is ook prominent aanwezig. Hij komt op zeker moment het podium op: mensen, het staat vast! hij heeft hem!
Dat Holman in die dagen weer een andere gekte koesterde dan later omtrent Theo van Gogh blijkt uit zijn weergave van de bijdrage van Gerard Reve aan die avond in 2000.

Gerard ­Reve zou meedoen. Weliswaar aan de telefoon, maar hij had toegezegd de kandidatuur voor Dylan te steunen.

Het werd een geweldige avond in de Melkweg. We waren mondiaal de eersten die dit idee opperden. Reve kwam inderdaad aan de telefoon, maar hij was of dronken, of slecht gehumeurd, of beide, want hij kon er niet tegen dat hij mij – de presentator – niet goed kon horen.

“Met wie spreek ik …”

“Met Theodor Holman. ­Gerard, ik wilde …”

“Ik hoor niks … Godverdomme!”

Hij gooide de hoorn op de haak, en dat gebeurde nog twee keer. Toen gaven we het op.

Maar ja, zo ging het dus niet. Reve werd gevraagd waarom hij de Nobelprijs voor Dylan steunde. “Nou, hij heeft wel wat aardige liedjes geschreven. We hebben hier een LP, wacht, ik zal het laten horen.” Gestommel door de telefoon, gepraat in de huiskamer van Reve en daarna niets meer. De man was vergeten wat er gaande was. Het “gesprek” werd tenslotte dan ook maar van de kant van de Melkweg verbroken. Holman wil ook zestien jaar later niet weten dat Reve op zijn minst seniel zoniet dementerend was, en dat hem deze scène bespaard had moeten blijven. Inclusief de leugen over de gang van zaken achteraf. En pas nu Dylan die prijs inderdaad heeft dringt tot mij door dat de enige Nederlandse schrijver van enige internationale allure met dit optreden een hak gezet diende te worden. Inderdaad, Mulisch.

En inmiddels heeft de maestro nog steeds niet gereageerd op de toekenning.
En wat ik nog wilde zeggen: het hele begrip “babyboom” is een uitvindinkje achteraf. Maar als er een naoorlogse geboortegolf geweest zou zijn, dan geldt die toch echt niet voor Zweden. Dat was immers alleen als wapenhandelaar betrokken bij de Tweede Wereldoorlog, en als toevluchtsoord voor sommigen. Een van de zeurargumenten die rondwaren over deze toekenning is, dat “babyboomers” in het Nobelcomité uit Zweden hun kans hebben gegrepen met deze prijs, terwijl de nog oudere leden van het comité even niet opgelet hebben. Dit mag dubbele onzin heten. En was men tevreden geweest als weer eens een buiten Scandinavië onbekende auteur de prijs had gekregen?

Dit is een veel te lang stuk geworden, dus de Dylancover van de dag (houd ik dit vol tot de uitreiking op 10 december?) wordt elders ondergebracht.

1 gedachte over “Zo gelukkig als een asbak met de Nobelprijs”

  1. Pingback: Dylancover du jour: Mr. Tambourineman – Golden Gate Strings | Krapuul

Reacties zijn gesloten.