Wij zijn jong, de aard´ ligt open

Het voorjaar stond voor de deur en toch nog tamelijk onverwacht – zo luidt de uitdrukking – werd ik wees. Het bracht de verplichting mee mijn kamer in mijn ouderlijk huis te ontruimen. Al die jaren hadden spullen van mij er redelijk veilig gelegen. Dat de veiligheid niet volledig was bleek toen mijn moeder aan de telefoon ging declameren uit brieven van een klasgenote. Waarom ik geen verkering met haar had gehad, dat verbaasde haar. Protesteren tegen deze inbreuk op mijn privacy werd niet geaccepteerd: “Ze zijn van mij, want ze zijn hier.” Tja, mijn kamer was toch mijn kamer?

Mijn lief was ontroerd – zij was er wel een enkele keer geweest, maar nu alles weg moest drong tot haar door hoe echt en tegelijk definitief voorbij het was: de affiches aan de muur; de planken vol krantenknipsels, pamfletten, bulletins en brochures. Ik beken: ik heb geleefd, ik was “activist” (dat woord bestond wel maar werd niet gebruikt op de huidige manier). Van sommige teruggevonden dingen keek ik nogal op: hoe is het hier gekomen, het was toch van [dit of dat comité ?] Ik nam contact op met het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis waar men beleefd interesse zei te tonen voor onderhavige papieren. Sterker nog, toen ik ze overhandigde kreeg ik te horen dat alweer verscheidene jaren geleden iemand mede op mijn activisme was afgestudeerd.

Zodra ik kon nam ik de genoemde scriptie ter hand. Nou zeg, zo jong als ik was, was ik deel geweest van een

linkse intellectuele gewetensbeweging

.
Misschien ben ik dat nog steeds wel, maar dan weer anders. En niet meer vol jeugdige overmoed. Op dat ogenblik had Frank de Grave al besloten dat zijn knokploeg mij dakloos zou gaan maken. Misschien, waarschijnlijk, juist daarom.

De opslag waar de inhoud van mijn oude tiener/vroege-twintigerkamer zich inmiddels bevond werd overspoeld met de door De Grave’s skinheads uit het raam gegooide inhoud, voorzover gered, van mijn woning. Het plan om mijn archief op mijn gemak uit te zoeken en eventueel toelichtende verhalen te schrijven – en het andere, niet-meebeleefde geschiedwerk dat ik zou gaan schrijven – was door de cultuurmarxismekritiek van De Grave & Platvoet, In Sociale Huisvesting BV, doorkruist.

Genoeg evenwel! Waar het mij om ging was te verhalen hoe klein het onderscheid is tussen bronnenleverancier en bronnenraadpleger. Uit oud papier zijn verhalen te maken. Sprekers uit de vroege arbeidersbeweging trokken van dorp naar dorp (in het Noorden speciaal) om – te verkondigen, anders kun je het niet noemen. Er was geen ander vervoer dan lopen. En vaak werden die spreekbeurten gegeven na het dagelijkse werk. Stel je het eens voor. Het gaat voor mij pas leven nu ik deze zinnen schrijf, de weerslag vind je in de brochures waar de toespraken in staan, als je geluk hebt, of in de artikelen in bladen. Hoe warm het was en hoe ver, hoe lastig misschien het publiek, de loerende politie, morgen weer vroeg op naar het werk na weer een wandeling, al dan niet na overnachting bij ook niet ruim behuisde kameraden…
De dageraad der volksbevrijding, zo poëtisch heet het bij Vliegen, de latere wethouder te Amsterdam.

Ik besef dat het aan de geschiedschrijver v/m is het beeld op te roepen van “hoe het eigenlijk geweest is” (wat nooit echt kan, maar het is een streven). Bij het raadplegen van het archief van bepaalde jeugdbewegingen kampeerde ik als het ware mee. Kamperen was tot de jaren vijftig een tamelijk zeldzame bezigheid. Bij het kampvuur hield men idealistische gedachtenwisselingen, al dan niet mede geïnspireerd door de nabije natuur. Een betere en mooiere wereld, hoe komen we daar. Er kwam toen nog geen cultuurmarxismecriticus langs om je neer te schieten.
Maar een geheel ander verband met vandaag is er ook te leggen, een dat mij blij stemt: kamperen als actiemiddel – bekend van Caïro, Tunis, Madrid, Tel Aviv, New York – enzovoort. En wat zullen er voor hemelbestormende diepzinnigheden gewisseld worden door de kampeerders op die pleinen (dat is een verschil: geen ruisend riet maar ruisend verkeer – maar toch).

Kan ik overbrengen wat er opgeroepen wordt bij het snuffelen in oud papier?
De flauwe opmerkingen aan het begin van het filmpje hierboven – zo’n echt jeugdbewegingslied – wijzen mij er op dat ik nog wat woorden zal moeten besteden aan wie waar over schrijft, hoe en waarom, voordat de Rode Canon hervat wordt.
Geduld is een schone zaak.