Van Woerdense Verlaat tot en met De Wilp (De dode korrel en de rijke vrucht: 1c)

Het christen-anarchisme als beweging in Nederland dateert van ongeveer 1890. Er zijn voorlopers in de negentiende eeuw die als verwant aan het christen-anarchisme gezien kunnen worden, zoals de Christelijke Broedergemeente en de Bern fan God. Deze voorlopers zouden de gecombineerde term niet gebruikt hebben. Anarchie in positieve zin moest nog ontwikkeld worden door Proudhon en anderen na hem, later in de negentiende eeuw. Het Nederlandse christen-anarchisme onder die naam is een nakomeling van de modernistische stroming in de protestante Kerken. De breuk is definitief met het beginnen van het tijdschrift Vrede in 1897. De reden om zich af te scheiden was dat naar de zin van “de jongeren” in de Nederlandsche Protestantenbond er te weinig ruimte werd geboden voor de opvattingen van Leo Tolstoy in het orgaan, De Hervorming.

Grote verwachtingen werden gekoesterd over het gezamenlijk wonen en werken in een landbouwkolonie, maar de organisatie rond deze kolonie, De Internationale Broederschap, liep op de klippen. Maar de invloed van de ethische opvattingen van de leden overtrof in hoge mate hun kleine aantal. Hetzelfde kan gezegd worden over de algemene pacifistische/antimilitaristische ethische houding van het seculiere anarchisme in Nederland, dat zeker invloed heeft ondergaan van het christen-anarchisme. De Broederschap had ook grote invloed op het gebied van dienstweigering, dierenbescherming, strijd tegen alcoholisme en meer – een invloed die tot heden doorwerkt.

Proloog in Woerdense Verlaat, Zwijndrecht, Groningen en De Wilp

Er zijn zeker verscheidene voorlopers die ten voorbeeld strekken in de Nederlandse geschiedenis. De meeste worden genoemd en worden als voorgangers gezien door de christen-anarchisten van het fin-de-siècle. Het gemeenschappelijk leven met gedeelde eigendom was – sinds de Hervorming – in praktijk gebracht door onder anderen de Wederdopers, de volgelingen van Jean de Labadie (1675-1725, het bestaan van de gemeenschap) en minder strikt de Collegianten (zeventiende/achttiende eeuw). Het voorbeeld bij uitstek van een beweging die het socialisme in Nederland aankondigt is de Christelijke Broedergemeente, in het algemeen bekend als de Zwijndrechtse Nieuwlichters. Centraal in hun lering en praktijk staat Rom. 11:36: Want uit Hem, door Hem en tot Hem zijn alle dingen. De turfschipper Stoffel Muller begon de beweging in 1803, vanuit de kring van Oefenaren – kerkleden die in eigen bijeenkomsten (conventikels) de bijbel lazen en interpreteerden, buiten de geestelijkheid om. Van de Woerdense Verlaat via Polsbroek belandde de gemeenschap tenslotte in Zuid-Holland in Zwijndrecht in 1829. Al spoedig vertrok een afgesplitste groep naar Mijdrecht. In 1832 werd het ideaal van “van ieder naar vermogen, voor ieder naar behoefte” opgegeven, met andere woorden: werd particulier eigendom hersteld. Kort hierna vertrok Muller op reis en bezweek aan cholera. Hierna raakte de gemeenschap steeds meer in verval. Wat overgebleven leden sloten zich in de jaren zestig daaropvolgend aan bij de Heiligen van de Laatste Dagen in de VS.

De Christelijke Broedergemeente weigerde inschrijving bij de tijdens de annexatie door Frankrijk (1810-1813) ingestelde burgerlijke stand en weigerden te dienen in het leger. Dit werd vooral problematisch in 1830, toen de Zuidelijke Nederlanden zich onder de naam België onafhankelijk verklaarden en er dus daadwerkelijk oorlog aan de orde was. Bij wijze van compromis zouden leden als verplegenden dienen in het leger, hetgeen zij accepteerden. Dit was de eerste georganiseerde dienstweigering in Nederland.

Zoals gezegd bleef de gemeenschap niet lang voortbestaan na het overlijden van Muller. De visie op de groep als religieus geïnspireerde socialistische beweging wordt beklemtoond in de roman De waterman van Arthur van Schendel, uit 1933.

Theologisch verwant aan de Zwijndrechtse Gemeenschap kan de Groninger Theologische School genoemd worden. Deze toont geen enkele sympathie voor de Zwijndrechters, hetgeen gezien kan worden als gebaseerd op klasseoordeel: theologen waren een groot deel van de negentiende eeuw onverbrekelijk verbonden met de heersende klasse. Geleid door ds. Petrus Hofstede de Groot bracht de school de humanistische traditie terug in wat inmiddels de Nederlandse Hervormde Kerk heette. Met hun blad Waarheid in Liefde overbruggen zij de kloof in de tijd tussen de Zwijndrechtse gemeenschap en het georganiseerd theologisch modernisme in Nederland.

De doorwerking van de Bern fan God (Kinderen Gods) in De Wilp in de Friese Wouden is moeilijk te bepalen. Het was een gemeenschap van gelovigen die het Innerlijk Licht volgden, geleid door de mysticus Marten Jans van Houten (1801-1879), die buiten de eigen kring nauwelijks bekend was. De belangrijkste bijbeltekst was voor Van Houten Joh. 1:5: Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis nam het niet in zich op. Er is geen openbaring buiten de bijbel, maar de Geest doet de gelovigen God kennen. De christenheid leeft in een schandaal, zij kiest het brede pad. Waar God werkt is de waarachtige vrijheid.
De leringen van Van Houten lijken op veel van de onderwerpen die de christen-anarchisten op zich namen. De Friese Wouden zijn een sterke basis voor zowel christen- als seculier anarchisme. Er zou zo mogelijk meer onderzoek gedaan moeten worden naar deze gemeenschap.

Dit is eigenlijk de derde aflevering van een serie over christen-anarchisme in Nederland. Eerdere delen: Preambule en de Labadisten.