Val Rutte IV lijkt opmaat naar rechts-extreemrechts kabinet

Afgelopen vrijdag viel het kabinet en maandag kondigde Rutte zijn vertrek uit de politiek aan. Onder zijn leiding verschoven de machtsverhoudingen steeds verder naar rechts. Juist nu zou linkse politiek zich moeten oriënteren op strijd, in plaats van het neoliberale centrum proberen te stutten.

Directe aanleiding voor de val van het kabinet was de onenigheid over het asielbeleid. De VVD wil het aantal vluchtelingen beperken door de invoer van een ‘tweestatusstelsel’. Hiermee zouden gezinnen van oorlogsvluchtelingen makkelijker geweerd kunnen worden. Coalitiegenoten konden hier in vergaande mate in meegaan, maar voor de ChristenUnie was de manier waarop de VVD een beslissing probeerde te forceren en aanstuurde op mogelijke stopzetting van gezinshereniging onacceptabel.

De VVD zette eerder in de week de verhoudingen op scherp en dreigde met een kabinetscrisis. Dit is niet los te zien van de steeds grotere invloed van extreemrechts. Tijdens de verkiezingen in maart voor de Provinciale Staten won de BoerBurgerBeweging, dat opereert als politiek een verlengstuk van de agro-industrie. Ook binnen de VVD is de afgelopen jaren een steeds sterkere extreemrechtse stroming ontstaan. Tijdens het partijcongres op 3 juni werd een motie aangenomen, dat er voor de zomer een plan moest liggen om nog meer vluchtelingen te weren.

Zondebokpolitiek

Rutte hoopt met een breuk op asiel de basis te leggen voor een verkiezingscampagne rond dit thema en een kabinet met extreemrechts. Of de VVD hierin de leiding zal nemen, is met het opstappen van Rutte nog maar zeer de vraag. Maar het debat van de afgelopen dagen liet zien dat er een brede basis is om migratie tot een mikpunt te maken in de campagne. Hierbij worden de asielcijfers structureel opgeblazen. Zo schetste VVD-minister Yeşilgöz op de dag na de val van het kabinet in Op1 een schrikbeeld van nareizigers die vervolgens ook hun gezin zouden laten overkomen. Maar volgens Vluchtelingenwerk gaat dit om enkele tientallen vluchtelingen per jaar.

Extreemrechtse partijen maakten zich in het Tweede Kamerdebat van maandag hard voor het invoeren van een stelsel waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen vluchtelingen met een a-status, die asiel aanvragen op basis van bijvoorbeeld seksualiteit of religie, en vluchtelingen met een b-status die vluchten voor oorlog. Die laatste categorie zou vervolgens gedeporteerd moeten worden op het moment dat de oorlog voorbij is. Dit is een onderscheid dat in veel andere EU-landen al gehanteerd wordt, hoewel Duitsland daar nu juist weer vanaf stapt.

De reactie van andere partijen op deze nieuwe rechtse aanval op vluchtelingen was veelzeggend. Zo stelde Mirjam Bikker van de ChristenUnie dat het daadwerkelijke probleem de ‘veiligelanders’ zouden zijn die in bussen voor problemen zorgen. Lilian Marijnissen gebruikte het moment om de aandacht te vestigen op de ‘bijna 1 miljoen’ arbeidsmigranten. Zij, en niet de vluchtelingen, zouden voor de ‘druk op huisvesting’ zorgen. Op deze manier spelen gevestigde partijen een spelletje verdeel-en-heers en helpen ze de VVD de aandacht af te leiden van een opvangcrisis die zij zelf veroorzaakt heeft.

‘Einde van een tijdperk’

De positie van Rutte stond het afgelopen weekend onder druk. Van der Plas kondigde vorige week aan wel een kabinet te willen vormen met de VVD, maar niet met Rutte. Eerder had Wilders iets soortgelijks aangekondigd. Dit heeft waarschijnlijk een rol gespeeld in het besluit van Rutte om niet door te gaan als lijsttrekker van de VVD. Rutte zou zo bij de volgende formatie een obstakel kunnen vormen voor een rechts-extreemrechts kabinet. Dit zegt veel over de oriëntatie van de VVD.

De afgelopen decennia zijn er twee experimenten geweest van kabinetten met extreemrechts. Balkenende I, dat bestond uit CDA, VVD en de Lijst Pim Fortuyn, hield welgeteld 87 dagen stand. Rutte I bestond uit een coalitie van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV. Dit duurde anderhalf jaar. Binnen het CDA en de VVD bestond daarom terughoudendheid om met extreemrechts in zee te gaan, maar voor een nieuwe generatie politici geldt dit veel minder. Politici zoals Dijkhoff en Yeşilgöz omarmden door de jaren juist steeds meer extreemrechtse retoriek.

Het veelgenoemde ‘einde van een tijdperk’ lijkt daarmee ook het begin van een nieuwe politieke consensus te zijn. Rutte speelde links en extreemrechts telkens op een slimme manier tegen elkaar uit om vervolgens een neoliberaal middenkabinet te kunnen vormen. Op papier is dit nog steeds mogelijk, maar hiervoor zijn steeds meer partijen nodig. Rutte IV liet zien hoe instabiel dit soort coalities ondertussen zijn. Door de vergaande normalisering van extreemrechts gedachtegoed ligt een kabinet met BBB en PVV nu meer voor de hand.

Neoliberaal links

Rutte haalde op een aantal dossiers belangrijke punten binnen voor het Nederlandse kapitaal. Zo werd onder zijn leiding een stap gezet naar een volledig geprivatiseerd pensioenstelsel en werd huisvesting in vergaande mate vermarkt. Terwijl onder kabinetten Rutte toeslagenouders werden geterroriseerd en de gaswinning in Groningen lange tijd gewoon doorging, noemde Rutte zelf het niet afschaffen van de dividendbelasting als een van zijn ‘grootste fouten’. Het vertrek van deze harde neoliberaal en veroordeelde racist is geen gemis.

Door zijn vertrek zelf aan te kondigen, behield Rutte het initiatief. GroenLinks lijsttrekker Klaver trok direct zijn aangekondigde motie van wantrouwen in. Hierdoor kan Rutte de komende maanden gewoon blijven zitten. Rutte stelde na afloop van het debat zelfs van Klaver te houden. Deze vriendschappelijkheid is tekenend voor de gedepolitiseerde verhoudingen van het neoliberale centrum. GroenLinks stond altijd klaar om vanuit de oppositie Rutte aan meerderheden te helpen: van de afschaffing van het leenstelsel tot de invoer van het casinopensioen.

GroenLinks en de PvdA willen nu met een gezamenlijke lijst meedoen aan de verkiezingen. Op korte termijn kan dit best tot een beperkte electorale groei leiden, maar de fusie komt voort uit een positie van zwakte. Zonder een breuk met de trouwe steun – en in sommige gevallen ook initiatief – aan bezuinigingsbeleid en onmenselijk asielbeleid zal dit niet tot een daadwerkelijk links alternatief leiden. Het is linkse lipstick op guur neoliberaal beleid.

Linkse politiek 

In het Tweede Kamerdebat maandag was de inbreng van politici zoals Simons (BIJ1) en Ouwehand (PvdD) een stuk beter. Zij gingen niet mee in de loftuitingen, maar brachten de vernietigende gevolgen van de kabinetten Rutte in herinnering. Zo benoemde Ouwehand de smerige manier waarop Rutte campagne voert over de rug van vluchtelingen. Het is te hopen dat ook Simons na de verkiezingen terugkeert in de Tweede Kamer.

Door een gebrek aan strijd tegen afbraakbeleid en een sterke linkse oppositie lijkt het steeds meer alsof er slechts twee politieke smaakjes bestaan: het neoliberale midden en extreemrechts. De afgelopen jaren zien we wel een toename aan protesten: tegen het gebrek aan betaalbare woningen, de steeds verder escalerende klimaatcrisis en sociale strijd voor loonbehoud. Het is een positieve ontwikkeling dat sommige activisten nu proberen de krachten te bundelen. Dit zou de opmaat kunnen zijn naar een hete herfst.

Dit najaar staan er ook al twee belangrijke acties. Op 9 september organiseert Extinction Rebellion de volgende blokkade van de A12. Deze moet zo groot mogelijk worden. De fossiele subsidies, die ons jaarlijks ongeveer 30 miljard euro kosten, zouden een goed handvat kunnen bieden om bredere delen van de bevolking bij de acties te betrekken. Hiernaast staken docenten in het primair- en voortgezet onderwijs op 5 oktober voor een beter salaris en tegen het lerarentekort. Bij eerdere stakingen hebben we het belang gezien van bredere solidariteit met docenten. Een strijdbaar en principieel links kan alleen maar van onderaf komen.

– door Ewout van den Berg, oorspronkelijk voor socialisme.nu

– Uitgelicht: Tegenvuur. De A12 in mei, beeld overgenomen van Extinction Rebellion