1
Wie een favoriet restorã mist in deze dagen van horecasluiting, avondklok en superslimme lockdown staat aan de andere kant van de streep. “Vrijheid” is niet: naar een restorã kunnen, en zelfs niet naar een restaurant. “Vrijheid” is ook niet op een terras kunnen zitten.
Nee, ik ga niet huichelen dat ik het niet mis, zo’n terras, en dat ik vrees voor het voortbestaan van allerlei plaatsen waarnaar ik gewend was te gaan. Maar om het gemis een verlies van vrijheid te noemen gaat uit van een wel zeer marktconform beeld van vrijheid.
2.
Dat is het opmerkelijke van de meerzijdige crisis van dezer dagen: de Markt blijkt niet marktconform. Ideologen zullen stellen dat het “de staat” is die de marktwerking in de weg staat door uw restorã en uw terras tot verboden terrein te verklaren om verspreiding van een virus te voorkomen.
Als u niet weet wat bedoeld wordt met een restorã: hier is iemand aan het woord die naar zo’n gelegenheid gaat. Bij de restaurants waar ik wel eens vertoef is een afhaalhoekje en waarschijnlijk heb ik daar meer gebruik van gemaakt dan van het gedekte tafeltje.
3.
Als ik Willem Schinkel lees kan ik mij plotseling weer afvragen: zijn er onder het socialisme nog restaurants? Ik denk van wel. Of er restorãs zijn zou ik niet per se verwachten.
4.
In de neoliberale logica van de efficiëntie zijn de intensive-care-afdelingen van ziekenhuizen drastisch in aantal verminderd, of in een neologisme dat wat mij betreft pas vorig jaar opdook: afgeschaald.
Dezelfde logica dicteert dat ziekenhuizen er niet zijn om zieken te genezen/behandelen, maar om winst te maken. Een ziekenhuis, dat in dit speciale wereldje medisch centrum moet heten, dat dit doel niet dient, dient te verdwijnen. Dit is de just-in-time-efficiëntie in de volksgezondheidszorg, die ook niet meer zo mag heten.
Efficiëntie, weten we inmiddels, betekent de dood.
5.
De neoliberale logica verklaart een gemeentebedrijf dat “verzelfstandigd” en liefst “geprivatiseerd” is – maar daartoe ontbreekt soms nog het politieke draagvlak – als iets wat maar net getolereerd wordt door de gemeente. Het gemeentelijk vervoerbedrijf is niet meer van de gemeente, het “heeft een concessie” en als die “verlopen” is moet er “aanbesteed” worden.
Buiten deze logica om moet er efficiënt omgesprongen worden met ruimte en onderhoud van materieel. Wat niet (vaak) gebruikt wordt is inefficiënt, de fictieve huur voor de ruimte waarin het materiaal klaarstaat loopt de spuigaten uit en dus weg ermee. Ik heb het eerder geschreven: klaarstaan om het ongemak van sneeuwval en vorst te bestrijden is te duur en inefficiënt. Dus staak je de dienst maar helemaal.
Maar het kan nog efficiënter: sneeuwvegen en pekelen laat je door de vrijwilligers van de museumtramlijn doen. Die de oude sneeuwvegers en één pekelwagen bij de hand heeft. Een Weense museumwagen veegt de baan schoon en de de voorheen GVB-P7 (P voor Pekelwagen, dat had u al begrepen) maken de baan vrij voor lijn 17, die (met onderbreking) al zo’n zestig jaar door desolate velden naar de buitenwijken rijdt…
6.
Ooit op gemeentelijke kosten, sterker nog, in een gemeentelijke werkplaats gebouwde pekelwagen “lenen” van vrijwilligers. Een krokettenbezorger ook vaccins laten langsbrengen. Het is efficiënt, het hoort tegelijk bij oernederlandse krentenkakkerij en het is volledig volgens de neoliberale logica van logistiek kapitalisme. Er is niets gênants aan, althans niets gênanters dan het “afschalen” van “zorg”, de dodelijke efficiëntie. En het idee dat “in Nederland alles zo goed geregeld is” is koloniaal-racistisch, het kan niet voldoende beklemtoond worden maar het zal in de gangbare openbaarheid niet gezegd worden.
- Uitgelichte afbeelding, Amsterdamse Sneeuwveger nr.1, ooit gebouwd in Chicago, nu museummateriaal: Door Smiley.toerist – Eigen werk, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=84929769