Dit is een gastbijdrage van André de Raaij
De zorg is ons een aanhoudende zorg. Vooral nu die aan de markt wordt overgelaten. Ik maak onder dankzegging van de mogelijkheid gebruik dit verhaal in meergelezen verband te plaatsen, ook omdat ik vermoed dat er meer mensen zijn die de zegeningen van dit soort zorg ondergaan of kunnen waarnemen. Alternatieve titel: Uw dierbare zal Osira een zorg wezen.
Hier begon het leven.
Ik begaf mij opnieuw met pont, bus en tram naar mijn onfortuinlijke fiets. Aan het raam van St. Jacob stond een meisje een raam te lappen. Ik keek naar haar, zij keek naar mij en ze wuifde.
Vrij!
Ik dacht aan haar zoals ik verder nooit aan haar gedacht zou hebben. Zou ze er nog werken, dicht bij haar pensioen? Wie weet heeft ze er al een kamertje. Nare gedachten. Ik ben nog altijd achttien, en zij – ook zoiets, daaromtrent.
Mijn moeder verblijft hier. Haar rechter grote teen is afgezet, complicatie van vijftig jaar diabetes type I. Zij kan eigenlijk niet meer naar haar huis op één hoog, de steile trap, het gat in de vloer onderaan de trap, waar niets aan gedaan wordt. Zij lijkt zelfs wat op te bloeien: centrale verwarming, en hoeveel er ook te klagen valt over het eten, het is haar verantwoordelijkheid niet meer om te zorgen dat het in huis komt. Zij komt nauwelijks meer de deur uit. Zou zich niet meer weten te oriënteren, hoe dichtbij haar officiële woning ook is. Wat zou zij er nog te zoeken hebben? Zij lijkt zelfs niet te geven om wat er allemaal achtergebleven is.
Het hele leven is voorlopig, maar haar verblijf op deze kamer is nog voorlopiger dan in een echte woning. Dit geldt als een doorgangsverblijf voor mensen die gerevalideerd moeten worden. Over definitievere behuizing zou moeten worden nagedacht en er kon naar gekeken worden. “Thuis” is voor haar beurtelings het huis op een hoog waar zij niet uit de voeten zou kunnen en deze kamer.
Aan revalidatie wordt zo goed als niets gedaan. Wij kunnen niet nagaan of dit een nalatigheid is van “het huis” of dat mijn moeder niet wil, omdat de zin van oefeningen bij de fysiotherapeut haar ontgaan.
Dan valt zij en breekt een heup. Het zeil van de voorlopige kamer vertoont allerlei opbollingen en bij een ervan is zij gevallen. Of zij er over gestruikeld is valt niet na te gaan. Ruim vijftig jaar diabetes hebben haar niet geleerd een hypo zo te voelen aankomen dat zij niet valt. Zij viel regelmatig. Dit is de definitieve val. Een tweede operatie onder volledige narcose, en dat op zevenentachtigjarige leeftijd.
De operatie valt mee, de breuk maakt herstel tamelijk makkelijk, en mijn zus en ik zien het als een kans om moeder via revalidatie elders onder dak te laten komen. Het ziekenhuis wil echter snel van haar af en bepaalt dat zij kan revalideren – in Sint Jacob, op een andere verdieping.
Een treurige vergadering van mensen in rolstoelen staat kriskras door elkaar in een ruimte met erker, uitzicht op laagbouw die bij de dierentuin hoort. Er lijkt geen enkel verband tussen de aanwezigen, en er is geen verband tussen mijn moeder en de overige rolstoelzittenden. Dit is het voorgeborchte, de hel is elders in dit pand, weet ik, want ik ben er per vergissing eens binnengestapt.
“Ik ben bang, ik wil hier niet blijven, neem me mee.” Het is hartverscheurend, ik kan haar alleen maar gelijk geven, maar ik woon op een bovenverdieping zonder lift, zou geen hulpbehoevende moeder kunnen plaatsen. Haar eigen huis op een hoog? Hoeveel verpleging moet er langskomen? En dan, ze revalideert hier toch?
De angst verdwijnt niet, wel het aanhoudende verzoek haar mee te nemen, de weken daarop. Van revalidatie merken we eigenlijk zo goed als niets. Haar broer treft haar een keer op een fietsje aan op de fysiotherapiezaal. De huisarts van deze verdieping zegt dat mijn moeder wel weer zou kunnen lopen maar dat zij dit op de een of andere manier niet wil. Het kost pijn en moeite en die wil zij zich niet getroosten.
Het zelf regelen van de medicatie voor haar diabetes is haar uit handen genomen. In de praktijk betekent het dat een verzorgende op (v)mbo-niveau in haar vinger mag prikken om de bloedsuikerwaarde te meten. Deze dame mag hier geen conclusie aan verbinden. Ze is er wel trots op dat “zij hier een opleiding voor gevolgd heeft”, al gaat het haar boven de pet dat iemand die jam aan haar handen heeft misschien vertekende waarden zou kunnen leveren. Een verplegende op mbo/hbo-niveau mag een arts raadplegen of er voedsel of glucose toegediend moet worden of juist insuline. Er gaat natuurlijk nog aardig wat tijd overheen in deze procedure. Ik moet het met verbijstering gadeslaan, om van mijn moeder maar te zwijgen.
Deze bureaucratisch gestuurde zorg, in combinatie met het voortdurend ontstekingen veroorzakende katheter – voor het gemak der verplegenden permanent ingebracht – levert slingerende bloedsuikerwaarden van 28 mmol tot bijna 1 op. Een krachtig jong persoon zou er door gesloopt worden, een 87-jarige, nee inmiddels 88-jarige die herstelt van twee operaties en die extra vatbaar is voor allerhande infecties – wat moet ik er van zeggen?
Vanaf de derde verdieping wordt gezegd dat mevrouw definitief mag gaan wonen in de zogenaamd voorlopige kamer waarin zij tot haar val verbleef. Ook in rolstoel kan zij hier de zorg krijgen die zij nodig heeft. De huisarts verbonden aan de revalidatieverdieping heeft haar twijfels, denkt aan een overgangsregeling ter acclimatisering. Op drie hoog ziet men geen probleem. Mijn zus – ik ben nog buiten dienst door langdurige griep – zorgt voor een nieuw behangetje, kersverse gordijnen en een nieuwe vloerbedekking. Elementen uit haar echte woning moeten voor een thuisgevoel zorgen. Eindelijk kan de telefoon verhuizen, en kan gedacht worden aan het opzeggen van de huur van haar woning.
Op vrijdag 28 januari trekt zij in de nieuwe oude kamer. Ik lees het met verbijstering terug dat ik al enkele dagen later te horen heb gekregen dat het plotseling als “proef” voor twee weken werd aangemerkt. Op 9 februari was het weer sur vous, sans vous et chez vous om te zien of de proef geslaagd was. Met andere woorden, twee weken zijn niet eens twee weken in het universum van Osirazorg.
Jaap – gezellig, zo’n voornaam, en ik zal zijn achternaam niet vermelden natuurlijk -, de huisarts, velt het vonnis. Mevrouw kan hier niet de zorg krijgen die nodig is. Mijn zus brengt de boodschap over. Ik weet niet of deze helemaal tot mijn moeder doordringt. “Wie bepaalt dat dan?” Ja, goede vraag. Deze keer is je vaste argwaan gerechtvaardigd. “Ze”. Jaap zal uitkijken waar een plaatsje is. Mijn zus en ik besluiten dit zelf ter hand te nemen, zeker geen Osira meer.
De twee weken proef worden precies volgemaakt.
Laat in de zaterdagochtend 12 februari worden we gebeld, of “het” opgehaald kan worden, dat had al eerder moeten gebeuren, want “het” begint te stinken want het is hier zo warm.
Maandag 14 februari belt “Jaap” met de vraag of wij nazorg behoeven. Natuurlijk, maar niet van mijnheer. En helemaal niet van Osira.
Een week later krijgen we te horen dat wij de gloednieuwe vloerbedekking, die door timmerlui van het huis zelf is aangelegd, moeten verwijderen.
Bij het zoeken van een illustratie kom ik te weten dat Osiris, waarnaar het onderneminkje spelende conglomeraat zo snedig verwijst, god van het dodenrijk is.
Ik ben dit stuk zonder dit te weten begonnen met de zin “Hier begon het leven”.
Tsja het is hartverscheurend. Ik heb het zelf meegemaakt toen de moeder van mijn ex begon te dementeren. Heel wat gesleep en gezeur en de onwil van geriaterie om haar op te nemen terwijl het nodig was. De huisarts die machteloos stond, omdat er vanwege bezuiniging allerlei dammen werden opgeworpen. Ja, met de ouden wordt behalve als ze rijk zijn, slecht omgegaan.
De opzet van de huidige ZorgIndustrie stelsel die CDA en VVD in het leven aan het roepen zijn is – als je rijk ben word je lekker overal verwend. Als je arm ben wordt je steeds beperkt, gekort en uitbezuinigd.
Je ben in het laatste geval gewoon overbodig.
Kwestie van accountant sommetje.
Je vergeet nog 1 ding, dankzij de ‘linksen’ gebeurt dit.
Verschrikkelijk. Mijn moeder heeft geluk gehad, besef ik steeds meer. Ze kwam in een tamelijk goed verpleegtehuis terecht. Maar ik hoor veel meer van dit soort verhalen, helaas.