Om met dit virus te kunnen leven, moeten we de samenleving veranderen

Ongeveer zeven maanden verder na de eerste, algemene lockdown, zijn we ongeveer terug naar af. Hoe moeten we begrijpen wat zich de voorbije zeven maanden heeft afgespeeld en hoe kunnen we vermijden dat we na nog eens zeven maanden tot een zelfde conclusie moeten komen? Een deel van de oplossing zou erin kunnen bestaan om covid-19 te begrijpen als wat het is: een door en door politieke crisis en geen managementprobleem.

Om te kunnen analyseren wat we vandaag precies meemaken, doen we er goed aan om even een klein ommetje te maken langs het werk van Michel Foucault. Eén van de centrale stellingen van Foucault is dat doorheen de geschiedenis het biologische leven steeds meer het object werd van politieke interventies. Die toenemende aandacht voor het biologische leven vanuit de machthebbers, duidt Foucault aan met de term biopolitiek.

Foucault situeert het ontstaan van de biopolitiek in de achttiende eeuw. Op dat moment ziet hij een hele reeks aan wetenschappelijke en politieke praktijken ontstaan die zich steeds nauwer inlaten met het beheer van het leven. Er ontstaan bijvoorbeeld noties als ‘volksgezondheid’, er worden statistieken bijgehouden over geboorte- en sterftecijfers en er worden in toenemende mate publieke hygiënevoorschriften uitgevaardigd. De geneeskunde gaat zich niet langer louter bezighouden met wie ziek is maar focust zich ook op het gezond maken en houden van de populatie. Er ontstaat hierdoor een toenemende verstrengeling tussen het medische, biologische en politieke domein.

Het is niet toevallig dat de biopolitiek zijn opgang kende in de achttiende eeuw en op kruissnelheid kwam doorheen de negentiende en twintigste eeuw. Dat was ook het moment waarop het opkomende industriële kapitalisme een groeiende nood had aan arbeidskracht. Toegang tot een reservoir aan goedkope arbeidskracht betekende immers de mogelijkheid tot economische en politieke machtsopbouw. En dus werd politieke controle over het leven steeds crucialer. Lichamen – zowel collectief als individueel – dienden voortaan te worden bestudeerd, geobserveerd, gestimuleerd en gecoördineerd om hun productief vermogen te optimaliseren. De humanitaire notie van fysiek en psychisch welzijn kon hegemonisch worden omdat welzijn ook productief is binnen een kapitalistische constellatie. Eenvoudiger verwoord: vanuit economisch oogpunt zijn (al te snel) uitgebluste, depressieve of al te snel kapot gewerkte arbeiders een kost die dient te worden beperkt.

Crash

Laten we met deze korte introductie in het concept biopolitiek even kijken naar wat zich vandaag afspeelt. Het is niet moeilijk om in te zien dat covid-19 wellicht de grootste crisis is die het biopolitieke paradigma ooit heeft gekend. Dat heeft veel te maken met de zeer specifieke en venijnige aard van het virus. Covid-19 is geen bijzonder dodelijk virus, wie er al ziek van wordt, is dat doorgaans slechts in lichte mate. Een minderheid van de geïnfecteerden kent een zwaar ziekteverloop en nog een kleinere minderheid overlijdt aan het virus. Meestal omdat er ook onderliggende medische condities meespelen. Het gevaar van dit virus schuilt daarom niet in de mortaliteit ervan. Of tocht niet op onmiddellijke wijze. Wat covid-19 zo verraderlijk maakt, is dat het in de eerste plaats uiterst besmettelijk is. Het verspreidt zich razendsnel waardoor in korte tijd heel veel mensen het virus kunnen oplopen. Ook al wordt slechts een klein deel zo zwaar ziek dat er een ziekenhuis aan te pas komt, dan nog betekent het dat de absolute aantallen die opgenomen worden in de ziekenhuizen gigantisch worden. En wat krijg je wanneer duizenden of zelfs honderdduizenden mensen op hetzelfde moment dienen gehospitaliseerd te worden? Juist, dan krijg je een crash van het gezondheidssysteem. Het is een dergelijke crash die op dit moment (opnieuw) dreigt.

Zo’n crash van het gezondheidssysteem betekent niet alleen dat er een keuze moet gemaakt worden in verband met welke covid-patiënten kunnen worden behandeld en welke niet. Het impliceert evengoed dat de reguliere zorg begint te haperen of zelfs kan stilvallen. Dat dreigt op zijn beurt te leiden tot een kettingreactie. Wanneer mensen snappen dat ze niet meer op de overheid en het zorgsysteem kunnen rekenen, ontstaat er een neerwaartse spiraal van zichzelf versterkende chaos en paniek. Er wordt gehamsterd, er wordt geweigerd te werken, consumptie en productie haperen en bevoorradingsproblemen dreigen.

Het is die ongecontroleerde implosie die vrijwel alle staten hebben proberen te vermijden door te grijpen naar het zeer drastische wapen van de algemene lockdown. Zeker, die lockdown veroorzaakte ook schade en chaos. Maar het was een enigszins beheersbare chaos en dat viel voor vele staten te verkiezen boven blinde paniek en algemeen controleverlies. De lockdowns die de meeste landen kenden kunnen gekaraktiseerd worden als zeer sterke intensifiëring van de bestaande biopolitiek. De staat greep in aan de hand van zeer welomschreven hygiënische voorschriften in het alledaagse leven van de bevolking: er werd bepaald hoeveel contacten iemand mocht hebben, wanneer iemand zich in de openbare ruimte mocht begeven en op welke manier, wie zijn beroep mocht uitoefenen en wie niet. Er volgde een hele reeks aan verplichte registraties en politiediensten wisten hun feitelijke macht op quasi ongeziene schaal te vergroten. De algemene lockdown van het voorjaar kan je eigenlijk het best begrijpen als een biopolitieke noodtoestand. Net zoals in iedere noodtoestand moest wat te redden viel gedeeltelijk worden opgegeven. Belangrijke aspecten van welzijn en gezondheid werden opgeofferd in naam van de gezondheid in het algemeen.

Métro, boulot, dodo

Uiteraard kwam er tegen deze vorm van biopolitieke noodtoestand snel verzet. Er ontstond een vreemde coalitie van extreem rechtse agitatoren, anti-autoritaire groepen, complottheoretici en ondernemers die zich luidruchtig keerde tegen de lockdownpolitiek. Roergangers als Trump of Bolsonaro verklaarden expliciet dat we bereid moesten zijn om een deel van de bevolking op te offeren om het normaal te behouden. Het mondmasker werd zodoende het onverwachtse middelpunt van een fikse cultuuroorlog en in verschillende steden trokken grotere en kleine betogingen door de straten in naam van een vaag en zeer bedenkelijk vrijheidsideaal. Terzelfdertijd schoten lobbygroepen allerhande en hun academische spreekbuizen in actie om restricties zo ver mogelijk terug te draaien. Het klonk dat we moesten “leren leven met het virus” en ons niet mochten laten “verlammen door angst”. Maar wat de tegenstanders van de algemene lockdown en zelfverklaarde liefhebbers der vrijheid tot op heden niet beseffen, is dat ze slechts roepen om een andere vorm van de biopolitieke noodtoestand. In naam van ‘de economie’ of ‘de vrijheid’ een bepaald aantal doden aanvaardbaar achten, een zekere ongecontroleerde crash van het gezondheidssysteem als optie aanvaarden om het heersende, biopolitieke normaal te kunnen redden, komt evengoed neer op het opgeven van wat men beweert te redden.

Het steeds luider wordende koor van zelfverklaarde critici en als vrijheidsliefhebbers vermomde lobbyisten zorgde ervoor tijdens de zomermaanden van een algemene lockdown te zijn overgestapt naar een gediversifieerde lockdown waarin sommige sectoren en delen van de samenleving aan uiterst strenge regels bleven onderworpen en andere net niet. Dit leidde tot een non-beleid dat uitblonk in inconsistenties. Maar het is belangrijk in te zien dat er ondanks de inconsistenties wel degelijk een logica zat (en zit) in de gediversifieerde lockdown. Alles wat met productie te maken heeft, wordt aan weinig regels onderworpen, terwijl het sociale leven steeds sterker aan banden wordt gelegd. Alles wat ons nog restte van het sociale wordt zonder verpinken geofferd op het altaar van ‘de economie’. De biopolitiek onthult hiermee ook zijn ware gelaat. De meest recente beslissingen van de Franse president Macron zijn vermoedelijk het meest sprekende voorbeeld. Fransen kunnen nog steeds het openbaar vervoer gebruiken, moeten gaan werken en lopen school. Tegelijk mogen ze zich niet na 21u buiten begeven. Alsof besmettingen op de werkvloer en in de scholen onbestaande zijn. Métro, boulot, dodo. Maar ook in België zien we dit patroon duidelijk terugkeren.

Schone lucht, wen er niet aan!

Het ziet ernaar uit dat de winter die we nu langzaam maar zeker ingaan, een koude en donkere winter zal zijn. Eén die zal bepaald worden door steeds strengere biopolitieke restricties en voorschriften, een overbelaste gezondheidszorg en een economische crisis die driester dan ooit om zich heen zal grijpen. Wat aanvankelijk een uitzondering van een paar maanden leek, wordt stilaan een regime. Daarbij treden gevaarlijke vormen van gewenning op. De greep van de staat op het dagelijks leven is ronduit verstikkend. Onder het mom van telewerk en digitalisering zet zich een onleefbare atomisering en individualisering door. Terwijl kleine ondernemers aan een razend tempo op de fles gaan, gaat het feestje op de beurzen en financiële markten verder. Een nooit geziene scheiding tussen reële en financiële economie ontwikkelt zich en niemand weet waartoe deze economische psychose ons zal brengen.

De conclusie moet duidelijk zijn: in weerwil van wat vaak verkondigd wordt valt met dit virus niet samen te leven. Tenminste, er valt niet mee samen te leven zolang we niet bereid zijn om tenminste enkele van de heersende verhoudingen binnen de samenleving te wijzigen. De uitbraak van Covid-19 is tot nu toe aangepakt geworden als een probleem van biopolitiek managment. De vraag is altijd geweest hoe de bestaande maatschappelijke orde kan beschermd en gevrijwaard worden tijdens de doortocht van het virus en welke biopolitieke maatregelen daarvoor nodig zijn. De aanpak van het virus was van meet af aan dus gedepolitiseerd. Discussies gingen over of je een mondmasker diende te dragen wanneer je alleen in een bos loopt, over welke “gemeenschappen” de werkelijke schuld droegen voor de verspreiding van het virus, over “burgerzin”, over de manier van communiceren, over hoe vaak je je handen diende te wassen en welke viroloog het best gekleed ging. Politici verschenen enkel als managers op het toneel, en zelfs in die rol faalden ze op tragische wijze. Wat nooit of te nimmer op tafel lag was hoe de samenleving en verhoudingen binnen de samenleving konden veranderd worden om te kunnen omgaan met het virus. De waarlijk politieke vraag is niet hoe de bestaande orde beschermd te worden tegen het virus, maar welke maatschappelijke orde leefbaar is en wensbaar onder de heerschappij van het virus.

De maatregelen die tijdens de lockdowns van het voorjaar zijn genomen, waren van die aard dat ze even een potentieel tot politisering onbedoeld wisten aan te wakkeren. Tijdens de algemene lockdowns werd de macht die werkende mensen altijd bezeten hebben bijvoorbeeld plots heel zichtbaar en voelbaar. Wat de consumptiesamenleving wordt genoemd, werd toen op een nooit eerder geziene wijze tot een halt gebracht. Plots reden er quasi geen auto’s meer door de steden, bleven de winkelstraten leeg, moesten mensen zelf weer bedenken hoe ze hun vrije tijd moesten invullen. Zeker, de lockdown betekende voor velen ellende en iedere romantisering ervan is misplaatst. Maar het is tevens belangrijk om doorheen alle ellende een breuk met een bepaalde manier van leven te blijven ontwaren. Die breuk opende – heel even – een mogelijkheid tot politisering die ook weer snel in de kiem moest worden gesmoord. In april verwoordde een Zwitserse werkgeversorganisatie dat treffend door te stellen: “We moeten voorkomen dat sommige mensen in de verleiding komen om te wennen aan de huidige situatie, of om zich te laten verleiden door de verraderlijke schijn ervan: veel minder verkeer op de weg, minder lawaai en onrust in de lucht, een terugkeer naar een eenvoudig leven en lokale handel, het einde van de consumptiemaatschappij…”.

Vandaar dus dat al te snel moest overgeschakeld worden op een gedifferentieerde lockdown. Eén die “de economie” niet zou schaden. We weten nu tot wat dit de facto heeft geleid. En we weten ook ongeveer wat er ons nog te wachten staat. De komende maanden zullen steeds meer mensen hun inkomen zien verminderen of zelfs verliezen. De band tussen inkomen en arbeid zal daardoor verder onder druk komen te staan. Mensen zullen leningen en kosten moeilijker of niet kunnen betalen. Veel werkende mensen zullen dan weer gebukt gaan onder een niet aflatende werkdruk die de voortdurend wijzigende biopolitieke bepalingen met zich meebrengen. Voeg daar de verder toenemende eenzaamheid, atomisering en virtualisering bij en je zit met een hoop sociale en psychologische ellende. Die ellende zal niet kunnen vermeden worden door een ander management. Een ander management komt altijd neer op een nieuwe organisatie van dezelfde ellende. Wat we meer dan ooit nodig hebben is een nieuwe ontwenning van de huidige situatie, een nieuwe politisering die de breuklijnen uitbuit, een sociale strijd ten einde krachtsverhoudingen te wijzigen. Dit zal de enige manier zijn om een leefbare verhouding met het virus te ontwikkelen en enigszins te breken met de biopolitieke noodtoestand.

– door Thomas Decreus, eerder verschenen bij De Wereld Morgen