‘Kamerleden stemmen zonder last en ruggespraak’, yeah right…

Grondwettelijk gezien (vanaf Thorbecke in 1848) zijn kamerleden onafhankelijk stemmende individuen. Natuurlijk zal dit niet al te lang geduurd hebben. Zoals dat gaat zal er al gauw blokvorming zijn opgetreden, om zo gezamenlijk een standpunt door te kunnen drukken. Eerst informeel, daarna openbaar via kieslijsten (vandaar nog steeds die indeling op het stemformulier in lijsten, neem ik aan) en nog later kwamen er de officiële politieke partijen. De eerste politieke partij was de ARP (later opgegaan in het CDA), die in 1879 werd opgericht.

Aanvankelijk was daar natuurlijk nog het districtenstelsel, waar elk kamerlid een district vertegenwoordigde. Alhoewel het systeem van evenredige vertegenwoordiging naar mijn idee een eerlijkere afspiegeling van de stromingen die onder de bevolking leven geeft, heeft het wel het individuele belang van het Kamerlid teruggedrongen; ze zijn niet meer zo direct met een deel van het volk verbonden als onder het districtenstelsel.

Van de andere kant is dit door de massale verspreiding van televisie gedurende de jaren zestig en zeventig van vorige eeuw wel enigszins gecompenseerd omdat men op die manier toch weer een goede indruk van sommige individuele kamerleden kon krijgen. In elk geval die kamerleden kunnen via voorkeursstemmen wel degelijk een specifieke groep kiezers vertegenwoordigen.

Dus ook al maakt men deel uit van een aan een partij verbonden kamerfractie, er blijft, naast de officiële constitutonele, wel degelijk ook een concrete individuele verantwoordelijkheid voor een kamerlid met betrekking tot zijn vertegenwoordigende rol.

Die verantwoordelijkheid kan natuurlijk genomen worden door het specifieke verhaal dat het betreffende kamerlid in de publiciteit brengt, zijn specifieke inbreng in de fractie maar ook door zijn stemgedrag. Alleen gebeurt dat laatste echt bijzonder zelden, zo blijkt uit dit artikel van Camil Driessen & Peter Wierenga in De Pers. Slechts dertien keer is het voorgekomen gedurende de laatste dertien jaar, en dan heb je het over 2300 wetten! Dat is dus slechts bij een half procent van de wetten. Eén van de belangrijkste redenen ervoor wordt ook duidelijk: zeer vaak wordt een kamerlid dat tegen de eigen fractie in gestemd heeft bij de volgende verkiezingen op een onverkiesbare plek op de lijst gezet.

Natuurlijk: een partij heeft een programma op basis waarvan kiezers onder andere een keuze maken, dus bij dergelijke stemmingen, ook al ben je het er niet mee eens, zou het kiezersbedrog zijn om tegen je programma te stemmen. Er worden natuurlijk regeerakkoorden gesloten, en ook daar zal men zich aan moeten houden tot op het moment dat men vindt dat de regering moet aftreden, natuurlijk. maar bij die 2300 wetten zullen er toch wel meer dan 13 gevallen zijn geweest waar het wetsvoorstellen betrof die niet direct te herleiden waren tot verkiezingsprogramma’s of regeerakkoorden, en zouden daar steevast alle kamerleden het eens zijn geweest met het fractiestandpunt?

Nee. Kamerleden stemmen allesbehalve zonder last of ruggespraak; integendeel, er is een enorme last en er vindt zeer veel ruggespraak plaats. Dat wordt natuurlijk helemáál duidelijk als men, zoals Kathleen Ferrier en Ad Koppjan, eerst een enorme waffel opzet over zijn onafhankelijke standpunt, om vervolgens steevast braaf met de fractie mee te stemmen, zelfs als dat voor de uitkomst van de stemming geen verschil had gemaakt.

14 gedachten over “‘Kamerleden stemmen zonder last en ruggespraak’, yeah right…”

  1. Misschien dan toch maar geheime stemmingen invoeren? Als de uitslag niet meer te herleiden is naar de individuele kamerleden, kunnen ze zonder last hun stem uitbrengen.
    Minder transparant, maar wel eerlijk.

  2. Het verhaal is juridisch iets complexer. Volgens de jurisprudentie betekent het zonder last of ruggespraak stemmen niet dat kamerleden in overleg met de partij hun stemgedrag niet zouden mogen afstemmen. De gedachte achter “zonder last of ruggespraak” is alleen dat mensen niet als (betaalde) zetbaas namens belangengroepen, bedrijven, etc. in de Kamer gaan zitten of tegen betaling voor of tegen stemmen.

  3. @3: JvdH

    Lasten kunnen geen graten in de rug ook niet dragen, dus dan blijft er niks van belang over, mooie boel.

    ( doet die mooie @-verwijzing het niet meer ?)

  4. Helemaal mee eens Laurent, dat dat een goed systeem w.b. die koppeling met de achterban. Maar ik vrees ook dat Jos gelijk heeft: dit is juist wat beroepspolitici zien als ‘last’ en wat ze graag wegzetten als ‘clientelisme’. Ik zal nooit vergeten dat Wouter Bos zei dat hij zich zorgen maakte dat er veel allochtone kandidaten met voorkeurstemmen in de Am*damse deelraden waren gekomen, omdat die weleens een ‘veeleisende achterban’ zouden kunnen hebben. Ja, so what…. dat is toch juist politiek?

    Maar ik ken ook veel van die die-hard liberalen die tegen het partijensysteem zijn maar tegelijkertijd principieel tegen iedere vorm van lobbyisme. Maar wat hou je dan over? Een soort platte enque-democratie, ieder voor zich. Dan krijg je is de dictatuur van de meerderheid, een eenheidsworst. Lobbyisme is m.i. niet uit te bannen, dat is een volstrekte illusie – het is overal en altijd. Eerder zou je juist dienen te bevorderen dat iedereen een direct lijntje naar het zenuwcentrum kan leggen. Dan wil zo’n volksvertegenwoordiger natuurlijk wel weten wie jij allemaal vertegenwoordigt. Daarom lijkt het mij handiger het stelsel met partijen te handhaven, maar ze eindelijk te organiseren zoals het zou moeten: bottom-up.

  5. Joke Mizée Schreef:

    Daarom lijkt het mij handiger het stelsel met partijen te handhaven, maar ze eindelijk te organiseren zoals het zou moeten: bottom-up.

    Klinkt verstandig.

  6. Joke Mizée Schreef:

    Ik zal nooit vergeten dat Wouter Bos zei dat hij zich zorgen maakte dat er veel allochtone kandidaten met voorkeurstemmen in de Am*damse deelraden waren gekomen, omdat die weleens een ‘veeleisende achterban’ zouden kunnen hebben. Ja, so what…. dat is toch juist politiek?

    En toch is dit wat de wetgever met het toevoegsel “last en ruggespraak” juist wil voorkomen. Misschien naief, maar goed.

  7. Laurent Schreef:

    Aanvankelijk was daar natuurlijk nog het districtenstelsel, waar elk kamerlid een district vertegenwoordigde.

    We hebben nog steeds een districtenstelsel, althans in zekere mate. En wel voor de Eerste Kamer worden de leden via districten (de provincies) gekozen. Mede daardoor verschilt de politieke samenstelling van de twee Kamers, het zijn niet louter kopieën van elkaar. Ik vind dat een goede zaak. Het zou wellicht aanbeveling verdienen om die relatie met een district in de verkiezingen meer te benadrukken.

    Ik kan me een concreet voorbeeld voorstellen, in Zeeland. Het idiote politieke weefnet van aan elkaar gerelateerde besluiten, waardoor de Hedwiges polder zo nodig onder water moet komen, omdat dat zogenaamd de natuur redt, zou door Zeeuwse partijen en hun vertegenwoordigers in de Eerste Kamer ter discussie kunnen worden gesteld.

    EDIT REDACTIE: dit was de 80.000e reactie op deze site joechei champagne.

  8. In het begin van de gekozen volksvertegenwoordiging was er geen algemeen kiesrecht, geen politieke partijen en een districtenstelsel. Dat was misschien wat minder democratisch maar de kwaliteit van het bestuur was er zeker niet minder om. Al was het alleen maar om de aanwezigheid van ‘onafhankelijke geesten’, iemand als Rene van der Gijp bijv. Die worden er door de ‘partijdemocratie’ uitgefilterd! Ze passen niet in het ‘ja en amen’ van het poldermodel!

  9. @Jos: Wat is nu precies het probleem? Stel dat een redelijk grote lobby 1 of meer kandidaten in het zadel weet te helpen en als marionetten inzet voor hun zaakje. Het zal echt niet zo gauw gebeuren dat ze op die wijze een meerderheid vergaren in raad of parlement. (Iedere lobbyist kan immers maar 1 stem uitbrengen – met steekpenningen kom je veel verder dan via stemmen. Clientelisme is handig om een onderwerp op de agenda te zetten, maar niet om er de handen voor op elkaar te krijgen.) Maar nu de partijdiscipline: stel dat binnen een partij vrijwel de gehele fractie standpunt A toegedaan is, maar de partij heeft zich nu eenmaal verbonden aan een coalitie met een akkoord dat standpunt B verlangt, dan draaien ze allemaal 180 graden en wordt het toch B. Ik denk dat een groot deel van onze wetten nooit aangenomen zou zijn als we niet dat vervloekte coalitie-systeem zouden hebben, dat complete partijen corrumpeert. Fracties zouden moeten stemmen volgens het verkiezingsprogramma, dat nota bene door de leden is opgesteld. En daarbinnen zou ruimte moeten kunnen zijn voor een afwijkend geluid. Als het te gortig wordt, zet je zulke mensen niet meer op de lijst. Partijen zijn zodanig top-down georganiseerd dat infiltratie van onderop of van buitenaf niet gauw zal voorkomen. Maar dat de partijtop de hele boel omturnt onder druk van ruggespraak vanuit het Torentje, is helaas schering en inslag.

  10. @Theo: dat is geen ruggespraak meer, maar met wie je aan tafel zit. Daarom pleitte ik ook voor het actief bevorderen dat de incrowd zo divers mogelijk wordt en voor iedereen toegankelijk. Maar het allerbelangrijkste is machtsdeling, de boel openbreken door meer directe democratie. Dan hebben de bankiers en consorten gewoon het nakijken. Maar mijn punt was meer dat sommige mensen geen onderscheid maken tussen het grote clientelisme van de steekpenningen en het kleine van de persoonlijke band met je afgevaardigde, maar het allebei even verderfelijk vinden. ‘Zonder last of ruggespraak’ betekent dan kennelijk een soort geestelijk vacuum waarin politici moeten (blijven) vertoeven. Je moet dat juist wagenwijd opengooien.

Reacties zijn gesloten.