Door het bezoek van een Vlaamse schrijver uit Lommel in juni gingen we ons pas later realiseren hoe we een flink brok Joods in onze zielen hebben. En dat we dat niet eens zo door hebben. De schrijver, die bezig was aan een oorlogsboek, wist er helemaal nul-niets-nada van – maar dat was juist zijn blinde vlek, hij wist het dus van zichzelf niet. En wij merkten het pas maanden later, toen we de drukproef kregen – en dat was echt schrikken.
Dat alles werd gisteravond helemaal duidelijk toen we naar de docu ‘Nesjomme’ gingen – nesjomme is ‘ziel’. En dan te bedenken dat mijn eerste kamer in Amsterdam in de Gerrit van der Veenstraat, de grootste Amsterdamse verzetsman, was. Aan het begin van de straat had het hoofdkwartier van de SD gezeten, toen de straat nog Euterpestraat heette.
Ik wist toen simpelweg niets van de oorlog, behalve wat mijn vader en moeder hadden verteld – hij had drie jaar als verzetsman in het nazigevang gezeten. Heel weinig, maar wel vaak over verteld. Het bleek later toch degelijk en diep in mij vast te zitten. Heel vast, zodat ik er sinds 2009 dagwerk van maak.
Maar goed: de film. Je ziet stukjes zwartwit van Amsterdam uit de jaren ’20, ’30, ook wat ’40 en ’50. Eerst heel veel onbegrijpelijke armoede: vijf mensen in één kamer, in een doodlopende steeg met nog 50 van die gezinnen, met ieder één emmer als wc. Maar je zag niemand in een rolstoel of op krukken. Vraag niet hoe het kan, profi…
Dan werd het weer Pasen en zag je in de Jodenbuurt louter blije – dus ook straatarme gezichten – die met grote ronde dozen vol matses sjouwden. Ik heb er nog nooit één gegeten. Er woonden toen zo’n 80.000 Joden in Amsterdam, het grootste deel van de oude Jodenbuurt werd al gesloopt in de jaren ’30.
Ik heb gewoond in de betonnen studentenflat aan het begin van de Weesperstraat, vlakbij het Waterlooplein – dat was voordat ik kwam juist middenin de Jodenbuurt – nu een vierbaans weg met louter betonnen hoogbouw – helemaal tot aan het Amstelstation. Onze kamer keek pal uit op het monument voor Joodse dankbaarheid – dat echt door overlevende Joden aan Amsterdam was aangeboden. Nu is daar het holocaustmonument.
Mijn vriendin woonde lange tijd in de Henri Polaklaan – tegenover Artis. Hij was de man die de vakbond, vooral van de diamantbewerkers, groot maakte. Haar opa was een diamantbewerker, maar niet Joods. Tweehonderd meter daarachter is het Auschwitzmonument.
Een vriendin van haar, die Joods is, was er ook en we genoten alle drie van die vreemde warmte van het Joodse leven toen in de stad – die door de Joden omgedoopt werd tot ‘Mokum’, een Jiddische liefkozing van een naam, die ‘dé stad’ betekent. De grote Portugese synagoge dateert van 1675. Rembrandt woonde daar wat eerder en had Joodse buren. En nu nog lachen om Louis Davids die grappen maakte in de Hollandsche Schouwburg aan de Plantage bij Artis.
Maar wat moest er in die tijd gebeuld, gesjouwd, gesloofd worden – door iedereen – met zakken, kadden kisten, zakken. De was alleen al kostte een huisvrouw de hele maandag. Dat gold natuurlijk voor iedereen – maar vooral de arme Joden die leefden van wat straathandel of lompen waren de klos.
Maar je krijgt niet de indruk dat het ze nekte – in Amsterdam met z’n talloze synagoges en Joodse winkels was de Joodse warmte gaan wonen. Nog wat beelden van Joodse huwelijken – wat een ongelofelijk toeloop steeds.
Tot… de oorlog kwam, de nazi’s. We krijgen jeugdbeelden van een succesvolle bokser te zien, Ben Bril, die Joodse knokploegen tegen de NSB’ers en nazi’s opzette. De film slaat gelukkig veel over. Maar ook komt langs de net getrouwde prinses Juliana in 1937, met haar nieuwe man, de ex-nazi Bernhard. Joden juichen hem toe…!
De troosteloosheid van de half afgebroken Joodse buurt, van de stervende Joodse ziel, uit de vroege jaren ’50 maakt de zaal stil. Maakster Sandra Beerends – zelf niet Joods – heeft het prima gedaan. Niet te zwaar, niet te dramatisch, maar niks ontkennen. of vermijden.
En zo beland ik in een uiterst moeizame discussie met een man die niets van Joden weet, ze niet kent, ze niet voelt. En ik heb net een nieuwe Joodse vriend gemaakt in de straat hierachter – hij heeft zelfs een mezuza, het deurkokertje van Joodse bewoners – maar niet aan zijn voordeur, aan de deur van zijn huiskamer.
Zo moet ik nu – why me? – een Vlaming die mogelijk nog nooit langer dan een half uur met een Jood gesproken heeft, nog nooit een Joodse vrouw heeft gekust, ervan weerhouden om een vreemde verdediging te schrijven voor tien dode daders op de grootste nazibegraafplaats in West-Europa, in Lommel (B), onder Eindhoven, 39.000 nazidoden.
Dat waren volgens hem vooral onschuldige jongens, die van voetbal hielden, die tuinman, chauffeur, bouwvakker of schoolmeester waren, of gewoon jongste zoon van aardige mensen. Helemáál geen nazi’s. Op de site van zijn organisatie vind je de term Holocaust niet – gewoon niet. Nazi of Jood ook al niet. Zie hun site… treurig, zeer treurig.
Ze hebben daar ook een vereniging ‘Over grenzen’ genaamd. Ook op hun site komt de term nazi niet voor, net zomin als Holocaust. Ik moet nog zien dat ze daarmee wegkomen want de Belgen hebben gek genoeg een wat strengere wet tegen holocaustontkenning, de Negationismewet, dan wij…
En ze hebben het daar in Lommel niet over daders, maar over slachtoffers. Sorry? Waren de daders opeens op?
En afgelopen november was er weer een grote herdenking: met ambassadeurs, militairen, prelaten en andere deugnieten. En maar kransen leggen, zegenen en salueren… misschien een traantje – voor de ‘slachtoffers’…
– Uitgelichte afbeelding: Door Mapham J (Sgt), No 5 Army Film & Photographic UnitPost-Work: User:W.wolny – This photograph B 10100 comes from the collections of the Imperial War Museums(collection no. 4700-29), Publiek domein, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=185612