Ze horen hier niet

Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Als ik naar buiten stap kom ik in een wolk van honinggeur terecht. De linden in het park dat voor bos doorgaat of andersom (Nederland heeft geen echte bossen meer) bloeien en geven over grote afstand deze zoetheid af. Verderop is een veldje honingklaver – twee soorten, de witte en de gele die om duistere reden akkerhoningklaver heet omdat de naam “gele” is uitgedeeld aan een zeldzame soort. De akkerhoningklaver is een inburgeraar, zoals ook de Turkse tortels die onophoudelijk koeren in en boven de heg. Zijn ze toe aan de tweede leg? Men zou het haast denken.
De Turkse tortel is in deze streken sinds ongeveer 1950 en is een standvogel. In het begin aarzelend en alleen plaatselijk algemeen, inmiddels gestabiliseerd en “gewoon” algemeen. Zij illustreren hoe bijzonder de oorspronkelijk inheemse tortel is die juist trekvogel is en alleen in de zomer langskomt. Je moet ze nu officieel zomertortel noemen. Ik weet niet of ik er ooit wel een gezien heb.

Boven mij twieteren huiszwaluwen, af en toe luid onderbroken door gierzwaluwen die hier anders niet komen – waarschijnlijk komen zij af op de bruidsvlucht van mieren. Mannetjesmieren vliegen uit om deze tijd van de zomer, de meeste halen het zwerk niet eens en die het halen zijn een prooi voor vogels en, als het later wordt, vleermuizen.
Het wiete-wiete-wiet van een groep kieviten onderbreekt mijn zwaluwidylle. Men zegt dat de kievitenstand dit jaar zwaar is aangeslagen, en dat terwijl de vogel toch al zo achteruitgaat. Ik merk het hier eigenlijk niet.

Bijna ieder wezen dat bijdraagt tot de natuurbeleving die ik hier in woorden heb geprobeerd te vangen is volgens de boekjes Nederlands en tegelijkertijd niet. Trekvogels zijn per definitie niet “nationaal”. Bekende standvogels zoals de genoemde Turkse tortel en de in veel stedelijke gebieden nu verdwenen huismus zijn geleidelijkaan geïmmigreerd. De huismus is van huis uit een woestijnvogel. Het is de vraag of het dezelfde mus is als die Jezus bedoelt in “Gij gaat vele musjes te boven” (Matth. 10:31). Maar het zou kunnen.

Toch wordt het “nationalisme” zeer weerspiegeld, van oudsher, in de veldbiologie. Onze hamster, die nu korenwolf moet heten. Onze otter, uitgestorven in 1989, maar dat nemen we niet… Uitgestorven is een neutrale term voor uitgeroeid. Als er op damherten geschoten gaat worden in de Amsterdamse Waterleidingduinen zal dit altijd verantwoord worden met de kreet “ze horen hier niet”. Voorzover niet doorslaggevend is dat “ze het verkeer in gevaar brengen”.

Geen “natuur” waar ik ooit zo blij van geworden ben als van de kudde wilde schapen in de Kennemerduinen. Natuurlijk “per ongeluk” daar terechtgekomen. En afgeschoten “omdat ze het verkeer in gevaar brachten”. Niet meer in de stilte met de wind en wat vogels om je heen lopen en plotseling een machtig meerstemmig bèèèèh horen. Het afschieten vond in alle luwte van het nieuws plaats.
Het verkeer gaat voor. Ze horen hier niet. Hier begint het.

P.S. In het pasontdekte weblog over de Amsterdamse Waterleidingduinen lees ik nu dat hier juist een schaapskudde is “aangesteld” tegen de al zo lang in het duin woekerende Amerikaanse vogelkers (“die hoort hier niet”). Wegschieten ten noorden van het Noordzeekanaal, ordelijk laten rondlopen ten zuiden ervan – echt Nederlands. Er lopen sinds kort ook moeflons rond in de Amsterdamse Waterleidingduinen, het moet daar wel erg druk met hoefdieren zijn intussen).
Omdat de Amerikaanse vogelkers al zo lang in het duin groeit als ik het ken hoort het er voor mijn gevoel gewoon. Ik zie dat weer verkeerd.

5 gedachten over “Ze horen hier niet”

  1. Moeflons in de duinen , kan het stommer , dat betekent dat hun hoefjes niet snel genoeg slijten vanwege de zachte grond , dus allerlei dierenleed …. Maar er zal wel een restauranteigenaar om verzocht hebben …

  2. @2
    Nou ja, dat bezwaar geldt op de Veluwe natuurlijk ook.
    Er was sprake van dat ze van het kroondomein afgeschoten zouden worden dus toen ik voor het eerst mijn wilde kudde tegenkwam – bruine schapen met gekromde hoorns – dacht ik dat het overgeplaatste koninklijke moeflons waren. “Nee het zijn soayschapen” vertelde een duinwachter mij. Die horen ook meer op rotsen thuis (zie illustratie…)

  3. Pas ook op voor de wilde monsters rond Nijmegen, de przewalskipaarden. Voor je het weet liggen ze naast je langs de Waal om de appels uit je tasje te jatten.

  4. @4 en @5 Veel voedselbanken hebben tegenwoordig een wachtlijst, ik weet niet of je die paarden en ganzen zo gek krijgt om daar maandenlang in de rij te staan voor een appel of een plukje gras.

    😛

Reacties zijn gesloten.