Hoehoehoehoe door het plafond

Hij was betrokken bij de organisatie van Intree, en hij zei dat hij de kennis die hij daarbij opgedaan had zou toepassen als feestorganisator. Hoe en wat, het ontging mij. Hij werd ook nog anarchist tussendoor. Eigenlijk weet ik ook niet hoe hij dat vorm of inhoud gaf.

Maar het waren dan drie woonlagen van Intree, al was ik niet in het huis terechtgekomen via die weg. Een organisator op een hoog, een vage organisator twee hoog en ik, die door afspraken waaraan ik mij wel en een ander zich niet gehouden had, op nogal hoge studentenleeftijd geroepen was mij alsnog met Intree te bemoeien.

Voor mij was het al geen levende realiteit meer sinds mijn vruchteloze bezoek aan het café waar L. had gezegd dat ik haar wel zou ontmoeten. Nooit gebeurd, hetgeen past bij mijn HaverSchmidtgehalte. Wat ik van mijn onderbuurman waarnam was hoorbaar toenemend drankgebruik en luidkeels verkondigde jaloezie op wie wel een geliefde had terwijl zij nou net zo aardig tegen hem gedaan had. Ik zou niet eens hebben durven zeggen dat het uit medelijden was.

Het was een sneeuwdag met gladde stukken trottoir en ander voetpad. Ik kreeg een telefoontje: of ik mijn buurman kon oprapen, die was ongelukkig uitgegleden en met zijn hoofd tegen de hoek van een muur terechtgekomen. Blijkbaar had hij mijn nummer als referentie opgegeven. Ik kwam bij het tafereel aan, hij zat met een wond aan zijn hoofd op de grond, terwijl een jonge vrouw met mobiele telefoon (zo algemeen was dat nog niet, maar zij had er een) de GGD belde. Die had je toen nog, die regelde een ambulance naar de eerste hulp. “Ik werk in de verpleging, ” zei zij bijna verontschuldigend, “en ik zie dat dit niet zomaar een schram is.” Hij werd opgehaald en ik vroeg waarheen ze hem gingen brengen.

Wat later begaf ik mij naar het genoemde ziekenhuis, waar hij opgenomen bleek te zijn. Hij had zelfs een transfusie ondergaan, of het nu bloed was of antibiotica, geen idee meer. Het leek mij beter als hij een paar dagen zou blijven. Hij was het met me eens. Maar wat mijn haren te berge deed rijzen was zijn opmerking: “Zag je hoe die meid naar me keek?” De verpleegster die hem opgeraapt had. Hij dacht echt dat ze stante pede een oogje op hem had gekregen. Zo ziet de wereld er uit als je aan de drank bent.

FFW naar een latere tijd, dezelfde plaats. Bij voorkeur om half vier ’s nachts zette hij loeihard Je t’aime…moi non plus op, dat met het theatrale gehijg en gesteun de hele buurt trakteerde. We zouden weten dat hij alleen was. Ook de Tindersticks konden langskomen, lekker getuigend van Sombere Stemming. Zo vrolijk was zijn leven niet. Maar het vaakst schudde mijn bed in de nacht op het Hoehoehoehoe Baby love my baby love. Terwijl ik het nu eens opschrijf – de aanleiding kan zowel de sneeuw als het overlijden van Mary Wilson zijn, waarover later meer – beleef ik opnieuw de verschrikking van een gestoorde buurman. En hoe dat nummer van de Supremes voor mij voorgoed verbonden is aan nachtelijk geraas.

En ja, hem opbellen hielp niet. Hij hoorde misschien de telefoon niet, of wilde hem niet opnemen. Bonken op de vloer, de verwarmingsbuizen, de deur, de bel – niets hield de Supremes tegen (Diana Ross and the Supremes, noemde hij ze, nog een schande). Of het door mij kwam of mensen in de buurt (het schalde door de smalle binnenstadsstraat), de politie kwam. En hoe ze het voor elkaar kregen dat hij opendeed is mij een raadsel.

De morele nederlaag van geen andere manier om de geluidsterreur met de Supremes met dat ene nummer (hoe vaak zette hij het achter elkaar op?) tot stilstand te brengen.

Ik kan nog van alles over de man schrijven maar ik laat het hierbij. Vanwege de sneeuw en Mary Wilson.

  • Uitgelichte afbeelding: By Source, Fair use, https://en.wikipedia.org/w/index.php?curid=66291513