Het was jarenlang mijn eigen flirten met gevaar: oliebollen maken. Rijkgevuld, sukade, rozijnen, krenten, gember, oranjesnippers, citroenrasp – de full Monty. Zo koop je ze niet bij anderen. Maar wat was die pan met olie eng, en het manoeuvreren met dat deeg.
En ja, dat deeg rijst pas echt goed met een scheutje bier er in en je kunt dat flesje toch niet laten verschalen verder. Wat zo in de vroege middag de precisie weer niet ten goede komt. Maar het lukte altijd.
En plotseling was het afgelopen met zelf maken. Ik zie het niet meer terugkomen, als ik eerlijk ben. Dertig jaar gevaarlijk doen is genoeg geweest, vooral als ik het zo uitschrijf.
Maar in Nederland is dit flirten met levensgevaar nog lang niet alles.
De maanden december en januari nam ik wonende op een studentenflat in Amsterdam Noord altijd een weekabonnement voor het openbaar vervoer. (Noord had toen goede verbindingen met de rest van de stad, dat waren me tijden). Grapjassen die klaarstaan met een rotje of zoiets aan het eind van de tunnel als je de diepte van de polder inrijdt – “lafbek” riepen de flinkerds toen ik eens rechtsomkeert maakte bij het waarnemen van die lui.
Het mag maar een paar uur rond middernacht op Oudejaarsavond, maar ja, de politie heeft “handhavingsproblemen”, nietwaar. De twee maanden rond Oudjaar waren/zijn het gevaarlijkst.
Voor vogels en grondgebonden dieren, niet alleen huisdieren, en voor iedereen die lafbek is op de fiets of lopend, twee maanden van het jaar, voor iedereen die vergeefs hoopt op harde regen om middernacht: weg met deze zoveelste “traditie” die alleen bij de consumptiemaatschappij hoort. Drie jaar geleden was er al een manifest, dit jaar meer dan ooit.
Het is deksels mooi geweest, maar niet heus.