De buschauffeur remt af, het kan op deze stille weg. Hij stapt uit, loopt naar de berm en trekt er een struik met flinke venkelknol uit.
En rijdt verder.
Of het dezelfde chauffeur was kan ik niet meer weten. We waren naar het eindpunt van een lijn naar het noorden gereden, naar een rotspunt waar niet veel anders te doen was dan over de zee uit te kijken. Maar beneden op de rotsen zit de chauffeur met een collega. Hij plukt met blote handen zeeëgels van de rots, slaat ze stuk en slurpt de lillende massa, die het dier binnenin het harnas is, naar binnen.
Hoe hij de stekels kan vermijden is mij een raadsel. Een beetje wraakgevoel voor de keren dat ik gestoken ben door zo’n beest, met koorts ook als gevolg, heb ik wel bij het tafereel.
Hij kijkt nog een tijdje genietend – misschien is het genot van het voornemen groter dan dat bij het eigenlijke eten – en valt aan. Ik durf niet meer te kijken. Het is ook eigenlijk ongepast.
En teveel gedronken heb ik van zeewierlikeur. Zuiderlingen doen het niet voor niets: altijd wat te eten hebben bij je alcoholische drank. Hoeveel ik van deze wonderlijke drank op heb gehad zou ik niet weten – het was te veel. Niet dat ik onbekwaam was, maar mijn maag speelde op. Maat houden moet je leren. Dit was de gelegenheid.
– Eigen notities, gekatalyseerd door Walter Benjamin, Denkbeelden, vertaald door Michel van Nieuwstadt. Nijmegen: Vantilt, 2018.
Ik ga er geen recensie tegenaangooien zoals u merkt.
Over Sardinië heb ik het nog wel eens. Of niet.