Een ereschuld aan Domela en Altena

Het boek zou al heel snel in de ramsj liggen, maar ik bestel het bij de buurtboekhandel. De verkoopster moet het uit de doos van de vervoercentrale halen. “Wat een dik boek over zo’n onbekende man. Geen idee wie het is.” Ik leg het met een ongetwijfeld fijn glimlachje uit. Maar welke gestalte uit de recente, laat staan de vroegere Nederlandse geschiedenis, mogen wij nog bekend veronderstellen?

De pil van Nationale Biograaf Jan Willem Stutje over Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Dat ik hem alsnog bespreek beschouw ik als een ereschuld in de eerste plaats aan kameraad Bert Altena, en ook enigszins aan FDN zelf, die eind dit jaar honderd jaar dood is, een kroonjaar!

Het publiciteitslawaai ging aan het boek vooraf maar het heeft het niet van snelle verramsjing gered. Aan de vlotte pen van Stutje heeft het niet gelegen, dat kan ik hem nageven. Maar de eerste keer dat ik het geërgerd weglegde was niet eens het lasterlijke stelletje pagina’s dat de onnodige publiciteit geleverd had. Het was het amateurpsychologische mekkeren over een Schuldgevoel jegens de vader, een stuk eerder in het boek. Die heeft hij van Jan Romein, die het ook uit eigen duim haalde:
Liggen hier de wortels van het schuldgevoel waaruit, psychologisch gezien, zijn hele loopbaan logisch lijkt voort te vloeien? (Erflaters van onze beschaving).
Romein had een pesthekel aan anarchisten, sla er zijn Op het breukvlak van twee eeuwen maar op na. En Stutje is belijdend trotskist, strekking-Mandel, aan wie hij ook een biografie gewijd heeft (“Wie is dat nu weer?” – zucht), dus hij heeft ook al niets op met anarchisme of anarchisten.

Er gingen enkele jaren voorbij voordat ik het weer ter hand nam. Per slot van rekening, we mogen er niet op rekenen dat er spoedig wel een behoorlijke biografie van Domela komt. Doorlezen!
Ik passeer de insinuerende pagina’s over wat Stutje in zijn publiciteitsstunt het antisemitisme van FDN noemt. Domela had Proudhon in zijn boekenkast, nee maar, en Proudhon was antisemiet, vertelt Stutje. Van dat niveau krijgen we zes pagina’s. Samuel Coltof, die de redactie van De Vrije Socialist overneemt als Domela niet meer voortkan, noemt Stutje een zelfhatende jood (p.238). Kijk, zo’n opmerking noem ik nou eens antisemitisch. Enfin, lees er Rudolf de Jong verder op na, het is even zoeken maar gij zult vinden. (Zie ook hier.)

In ander verband heb ik vermeld dat een biograaf tenminste enige affiniteit moet hebben met degene die hij of zij beschrijft. Die heeft Stutje niet voor FDN, dat wordt al snel duidelijk, ik vermoed zo dat hij als trotskist een appeltje te schillen heeft met wel niet de grondlegger van het anarchisme in Nederland, maar wel de Grootste Naam uit de geschiedenis van de stroming. Maar de periode als anarchist komt niet of nauwelijks uit de verf. Domela wordt in dat tijdvak, 1898-1919 als oud en vermoeid afgeschilderd. Kom op zeg (mag ik ook namens mijzelf zeggen). De Internationale Antimilitaristische Vereeniging wordt maar net genoemd, verdere activiteiten op dat front blijven onvermeld. Domela heeft niet het initiatief tot het Dienstweigeringsmanifest genomen, maar hij heeft het wel getekend. In de nor komt hij er niet voor, anderen wel. Het is een blinde vlek, ongenoemd. Vermoedelijk moet toch een anarchist de taak op zich nemen een echte biografie van wie-is-die-man-nu-weer te schrijven. Bert Altena zal het niet meer kunnen doen, als hij al gewild had. Ik sluit af met diens slotzinnen uit de door Stutje gehate bespreking:

Deze biografie schiet dus jammer genoeg op allerlei punten tekort. Opnieuw blijft een belangrijk deel van Domela’s leven buiten beschouwing, in de analyse wreekt zich dat de auteur de ‘revolutionair’ heeft vastgeklonken aan romantische hang naar Gemeinschaft, op andere punten zet hij ons een constructie voor die een zeer zwakke band met het verleden lijkt te hebben.

– Jan Willem Stutje, Ferdinand Domela Nieuwenhuis – een romantische revolutionair. Antwerpen/Gent: Houtekiet/Amsab, Amsterdam: Atlas Contact, 2012. 551p. Wellicht antiquarisch te vinden.