Op aanraden van Buro Jansen & Janssen heb ik afgelopen december mijn BVD-dossier opgevraagd. Na de eerste januari, begreep ik, zou het een en ander vernietigd worden of niet meer zichtbaar gesteld worden. Eerlijk gezegd is het mij niet duidelijk. Vernietigen kan niet aan de orde zijn, want blijkens het Begeleidend Schrijven is er veel geschrapt want de Veiligheid van het Land vraagt dit van mij. Of ik daar maar even begrip voor wil hebben.
Een hoop “activisme” is buiten het geleverde dossier gehouden, omdat de activiteit van “bronnen” dit vraagt. Waarmee ik met de vraag blijf zitten: waren er nu speurneuzen bij betrokken of niet? Mijn “activisme” beslaat zo ongeveer een halve eeuw, de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst levert slechts twee onderdelen.
1. Landelijke bijeenkomsten van de Federatie van Vrije Socialisten, in de eerste helft van de jaren zeventig de organisatie van anarchisten in Nederland. Tot en met de bijeenkomst in het Natuurvriendenhuis Krikkenhaar in Bornerbroek, december 1973, is het niet onopgemerkt gebleven. Bij die gelegenheid, lees ik terug, heb ik ook nog een voorstel gedaan dat is aangenomen. Grutjes nog aan toe, wat een mens niet allemaal NIET onthoudt van zichzelf.
Het verslag van de “bron” is verder helemaal wit gelaten. Ter bescherming van “de bron”. In die dagen zeiden nogal wat mensen dat het Tijd Was Voor De Gewapende Strijd, en zoals ook de geschiedenis van de RAF in Duitsland weergeeft: het is altijd de Staat zelf die met het idee van die wapens aankomt en met die wapens zelf. De “bron” kan ik dus in die hoek verwachten, maar ik heb verder geen idee.
2. Het Palestina Komitee. Dat dit zich in Speciale Belangstelling van de Dienst mocht koesteren is niet geheel verrassend. Dat de ledenlijst mij geheel witgemaakt wordt toegezonden, op mijn eigen naam na, kan ik schattig noemen. Ik zal die lijst nog wel zelf hebben ergens, als die zich al niet in het archief van het comité zelf bevindt. Wie o wie is “de bron”?
Op zeker moment in het gedenkwaardige jaar 1978 werd ik versierd in een café door een vrouw die niet lang daarvoor samengewoond had met een ander lid van het comité. Volgens mij totaal toeval, zij reageerde zelfs nogal paranoïde waarbij zij over het hoofd zag dat zij mij had versierd en verder niets van mij had geweten behalve dan dat het haar wel leuk leek de liefde met mij te bedrijven. Het omgekeerde was uiteraard ook van toepassing. Dit, lieve lezer(es) was het einde van mijn loopbaan bij het Palestina Komitee. Ik vond het bezwaarlijk die ander met wie zij had samengewoond onder ogen te komen. Al heb ik het wel een keer met hem over deze kortdurende verbintenis gehad. Onplezierig genoeg om het comité te verlaten.
Maar mijn dossier houdt al knap ver voor deze wederwaardigheden op. Het bestaat hoofdzakelijk uit witte vellen met mijn naam er op, het adres op een alweer lang geleden gesloopte studentenflat met telefoonnummer.
Tja, wie was de mol? De naam wordt uiteraard geheim gehouden, maar het Palestina Komitee van de jaren zeventig en een allang niet meer bestaand verband van anarchisten – dat daar een of meer “bronnen” rondliepen mag bekend zijn nu.
Er staan in dit stuk veel meer woorden dan in mijn dossier.
Pingback: ’s Nachts in de donkere Leidsestraat | Krapuul