De verzorgingsstaat: bedankt, Rutte!

Een buurman gaat langzaam te gronde. Hij is een paar keer met zijn fiets gevallen, oogt erg mager, schuifelt nu met zijn fiets aan de hand over straat op – echt – een schoen en een slof, en loopt wonden op. Dan komt er een ambulance plus politie, zoals afgelopen week twee keer, maar hij wil niet mee en schuifelt soms licht bloedend weer naar zijn huis.

Maar wel via de verkeerde straat, de onze, die erg op de zijne lijkt. Zo trof ik hem. Hij lijkt me licht dement. Hij ís licht dement. De hele buurt blijkt hem te kennen.

Ik ben naar de buurvrouw van nr 60 gegaan, die wist zijn adres, vlak achter haar. Ik daarheen, paar keer bellen: hij doet niet open. Een buurvrouw van zijn galerij ken ik wel, en ik bel ook bij haar. Zij vertelt dat het al weken modderen is: steeds wat, en steeds hulp weigeren. Zijn vrouw is dood, vorig jaar kennelijk, en van kinderen of andere familie is geen spoor.

Dan maar de buurtagente. Die belt eind van de middag terug: zij kan ook niets doen, weet er wel alles van. Ik moet het melden bij de gemeente. Dat doe ik: maar ik moet het melden op een aparte pagina van de gemeente. Ik maak een beetje ruzie met de telefoniste die me niet door wil verbinden. Die maakt als compromis een terugbelverzoek.

Ik loop langs een instelling hier vlakbij, waar veel van zulke kwakkelaren beschermd wonen – vaak in redelijke toestand. Ik was daar ooit vrijwillig fietsenmaker en ga vragen hoe je daar eigenlijk opgenomen kan worden – als je dat al zou willen. Dat kan opeens volgende week zijn, of anders na vele maanden, zeggen ze.

O ja: ik ging die middag eerst langs het welzijnskantoortje naast mijn huisarts hier vlakbij. Twee dames – of ik even iets mag vragen…. zeker. Ik stel me netjes voor,  geef de oudste dame een hand en de jongere… maar die weigert. ‘Ik geef mannen geen hand. Het is niet persoonlijk. Ik vind het heel goed dat u moeite voor die meneer doet’…

Maar ik ben vreemd genoeg echt geraakt en zeg dat ook, en dat ik daar tenslotte wel persoonlijk voor haar sta. ‘Maar ik moet bij mezelf blijven’ zegt ze. ‘Het doet pijn’, zeg ik, en ga weg. Ze kunnen niks doen.

Niemand heeft mij ooit eerder een hand geweigerd – ik evenmin. Ben ik overgevoelig?

Een buurvrouw in de supermarkt er tegenover hoort me vol begrip aan, we praten wel 15 minuten. ‘Zal ik je dan maar even kussen?’ stelt ze aan het eind voor. Nou! Zeker, graag. Mijn vriendin wordt er later helemaal vrolijk van.

De weigerhand was van een vrouw met een hoofddoek. De kus van een Joodse vrouw die een hekel aan Joden heeft.

Ik hoop dat Rutto-de-grutto later dement, eenzaam en wel in een prettige instelling komt.

– Uitgelichte afbeelding: Door Vranzvanmaaren – Eigen werk, CC BY-SA 4.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=94258906