De verhouding van Franse presidentskandidaten tot het trilemma van Dani Rodrik

De kandidaten van de grote gevestigde politieke partijen in Frankrijk, de Republikeinen (LR) en de sociaaldemocraten (PS), hebben de 2e ronde niet gehaald. Niets wijst echter op een ‘breuk met de gevestigde politiek’, zoals Thomas Decreus en ook Peter Storm in op Krapuul verschenen artikelen hebben opgemerkt. Emmanuel Macron is de gedoodverfde nieuwe president en die verkoopt gewoon oude wijn in nieuwe zakken.

Politieke vernieuwing vind je niet op straat, ook al suggereert Storm dat. Karl Marx liep niet alle demonstraties af maar zat een groot deel van zijn leven zowat iedere dag te studeren en te schrijven in de bibliotheek van het British Museum. Welke politiek evenwel mogelijk is, de grenzen ervan, heeft econoom Dani Rodrik geformuleerd in De Globaliseringsparadox; of waarom mondiale vrijhandel, de natiestaat en democratie niet samengaan. Het boek stond al lange tijd op mijn leeslijst en de Franse verkiezingen gaven me het duwtje om eraan te beginnen. In zijn voorwoord bij de Nederlandse editie geeft Rodrik al kort aan wat hij verstaat onder het ‘politieke trilemma van de wereldeconomie’.

Economische globalisering, politieke democratie en de natiestaat zijn niet met elkaar te verzoenen. Twee van deze drie elementen is het hoogst haalbare. Democratie valt alleen te verenigen met nationale soevereiniteit als we de globalisering inperken. Als we mikken op globalisering en ook de natiestaat willen behouden, moeten we democratie laten varen. En als we democratie plus globalisering willen, moeten we de natiestaat opdoeken en streven naar meer internationaal bestuur.

Over zijn argumenten kan ik nog niets zeggen; ik ben net begonnen aan het boek. De hoofdstromingen van de Franse politiek bewegen zich echter duidelijk binnen het trilemma. Extreemrechtse Marine Le Pen wil nationale maatregelen. Democratie nog eerder dan globaliseringseffecten zal bij haar het loodje leggen. Het links van Jean-Luc Mélenchon heeft eveneens een voorkeur voor Franse soevereiniteit maar kiest zeker voor democratie. Dat zou inhouden dat globalisering zoveel mogelijk buiten de deur wordt gehouden. Hard neoliberaal rechts van Emmanuel Macron en conservatief rechts van François Fillon opteren voor globalisering en houden democratie ondanks alles toch wel in stand. Dat zal ten koste gaan van de Franse mogelijkheden tot zelfstandig beleid, ondanks dat ze het tegendeel beweren. Het grootste verschil tussen hen is dat Fillon op sociaal-cultureel vlak conservatieve opvattingen voorstaat zoals terugdringen – niet afschaffen – van rechten van het homohuwelijk. De sociaaldemocraten onder Hollande probeerden alle drie elementen te verenigen, wat mislukte en waarvoor Benoît Hamon de rekening kreeg gepresenteerd.

Op grond van dit simpele schema zouden veel Fransen de voorkeur geven aan Mélenchon. Nationale zelfbeschikking en democratie lijken te verkiezen boven ongewisse effecten van globalisering. Maar ten eerste is globalisering, zeker als EU-lidstaat, niet tegen te houden. Ten tweede betekent je afsluiten van globalisering in de regel verarming. Hierbij hangt het effect af van geostrategische factoren als omvang van een land en het voorkomen van natuurlijke grondstoffen. Maar Frankrijk is evenals nagenoeg alle Europese landen voor zijn welvaart erg afhankelijk van handel met het buitenland.

De reden voor het oprakelen van Rodriks trilemma is dat ik het heb gemist in de tientallen analyses die ik over de Franse verkiezingen heb gelezen. Eigenlijk zou aanhalen ervan tot het standaardrepertoire van politieke analisten moeten behoren. Dat voorkomt een hoop onzin en wishful thinking. Van de door mij gelezen verhalen behoort dat van Storm overigens in vergelijking met de meeste commentatoren, zelfs als hij Hamon als Hanon betitelt, tot de betere.

1 gedachte over “De verhouding van Franse presidentskandidaten tot het trilemma van Dani Rodrik”

  1. Pingback: Frankrijk: tot boze mensen de straten weer doen spreken | Ravotr

Reacties zijn gesloten.