Hoewel ik zelf al 15 jaar veganist ben, heb ik grote moeite met het initiatief van de Partij voor de Dieren voor een verbod op onverdoofd ritueel slachten. Hiermee draagt die partij bij aan de demonisering van moslims en joden, zonder het welzijn van dieren écht te bevorderen.
Allereerst: het beeld van de geracialiseerde Ander die “wreed’ met “zijn dieren” omgaat is een klassiek racistisch frame. De nazi’s gebruikten het al in hun antisemitische propagandafilm “Der Ewige Jude”, waarin ze de kosjere slachtmethode als “inhumaan” omschreven.
Geen wonder dat (extreem-)rechtse partijen in de rij staan om dit wetsvoorstel te steunen: het voedt impliciet het beeld van met name de moslimgemeenschap als een wreed en cultuurvreemd element, dat geen plek heeft in ‘onze’ eigen (voorondersteld “diervriendelijke”) cultuur.
Het getuigt van een gebrek aan politiek bewustzijn en verantwoordelijkheid dat de Partij voor de Dieren op deze manier nog eens kritiekloos bijdraagt aan de voortdurende dehumanisering van moslims en andere minderheden in Nederland.
Maar ook de dieren zijn hier niet mee geholpen. Jaarlijks worden er in Nederland 600 miljoen dieren geslacht. In 2018 waren 66.858 van die slachtingen onverdoofd. Dat is één op iedere 9.000 reguliere slachtingen.
De Partij voor de Dieren belijdt dus symboolpolitiek. Op zich is daar niets mis mee: politiek gaat nu eenmaal over hoe een samenleving zichzelf begrijpt en symboliseert. Maar het betekent dat je wél goed moet nadenken over de boodschap die je hiermee (im- én expliciet) overbrengt.
De vraag is of dat hier wel de juiste boodschap is. Dit wetsvoorstel maakt de reguliere vleesindustrie niet zwakker, maar juist sterker. Het versterkt de mythe dat hún slacht- en verdovingsmethoden (en alles dat er aan voorafgaat) wél “humaan” of “diervriendelijk” zijn.
En dat is geenszins het geval! We hebben allemaal in “Zondag met Lubach” de vreselijke beelden kunnen zien van hoe dat verdoven vóór de slacht er aan toegaat. Ook worden er in het verdovings- en slachtingsproces vaak ‘foutjes’ gemaakt.
Daar komt bij dat de meeste dieren vóór hun slacht vaak al een ondraaglijk leven hebben gehad in de bio-industrie. Zij ervaren altijd stress, pijn, verveling, en gezondheidsproblemen – niet alleen tijdens het vervoer of de slacht zelf, maar in iedere dag van hun leven.
In wezen gaat elke discussie over slachtmethoden dus over de vraag hoe een dier op de meest ‘diervriendelijke’ manier uit haar levenslange lijden verlost moet worden. Dat is absurd. Er bestaat niet zoiets als een “humane” bio-industrie of slachtmethode.
Daarbij: rechtse partijen zullen nóóit instemmen met maatregelen die leiden tot enige beperking van de vleesindustrie of -consumptie. Zij steunen dit voorstel alleen omdat het zich richt op een specifieke, verguisde minderheid, en daarmee hun eigen, racistische agenda dient.
Het probleem is dus niet zozeer dat dit “symboolpolitiek” is van de Partij voor de Dieren, maar bovendien sléchte symboolpolitiek die contra-productief is voor de bevordering van dierenwelzijn én ronduit schadelijk voor een reeds gemarginaliseerde groep mensen in onze samenleving.
De Partij voor de Dieren laat zich er altijd op voorstaan dat ze compromisloos vecht voor de belangen en het welzijn van dieren, zonder concessies te doen aan de eigen idealen. Normaal stelt zij zich terecht op het principiële standpunt dat de bio-industrie moet worden opgeheven.
Maar nu het slechts ten koste gaat van gemarginaliseerde minderheden, is de partij wél ineens bereid om daar concessies aan te doen en contraproductieve symboolpolitiek te bedrijven. Dat is slap en schadelijk.
– Mathijs van de Sande, via Doorbraak