De krakkemikkige wet van comparatief voordeel

Een communistische leider waarschuwt voor protectionisme en pleit daarmee indirect voor vrijhandel. Het gebeurde in Davos op het World Economic Forum dit jaar. Voor de Chinese vicepresident Wang Qishan is opportunisme daarmee even vanzelfsprekend als dat voor Jozef Stalin was.

Comparatief voordeel
De idee van vrijhandel veronderstelt dat alle landen profiteren van niet aan restricties onderworpen handel op de wereldmarkt. De wet van comparatief voordeel, die econoom David Ricardo in de 19e eeuw had opgesteld, wordt regelmatig gebruikt als een fundamenteel argument ten gunste van vrijhandel tussen landen.

Het beroemde fictieve voorbeeld van Ricardo pro vrijhandel betreft de handel van Portugese wijn en Engels textiel. Portugal kan daarin zowel wijn als textiel goedkoper produceren dan Engeland. Toch is het voor Portugal voordelig om zich te concentreren op wijnproductie omdat de daarbij ingezette arbeidskracht meer oplevert dan die in de Portugese textielindustrie. Voor Engeland geldt omgekeerd hetzelfde; textielproducten kunnen daar relatief goedkoper worden vervaardigd dan wijn. Comparatief verwijst hierbij naar de vergelijkbare kosten en opbrengsten in een land. Als de twee genoemde landen vrij handel drijven leidt dat tot wederzijds voordeel. Het is in niemands belang om heffingen op te leggen om Portugese textielproductie of Engelse wijn te bevoordelen.

Kritiek
Ricardo was wetenschappelijk zo oprecht om zelf een kritiek op zijn wet te formuleren. Hij merkt op dat het voor kapitalisten voordelig zou zijn om hun kapitaal in Portugal te investeren, omdat daar zowel wijn als textiel goedkoper kunnen worden geproduceerd. Maar de logistieke, culturele en andere barrières – non-tarifaire belemmeringen zegt men tegenwoordig – waren destijds dusdanig dat het kapitaal weinig mobiel was. Onder anderen Mark Blyth vindt dat de actuele extreme mobiliteit van kapitaal de huidige fase van globalisering karakteriseert. Vanwege dit kenmerk van het huidige tijdperk heeft Ricardo eigenlijk al zijn eigen wet gefalsificeerd.

Op Wikipedia staan nog meer punten van kritiek beschreven. Maar een politieke tegenwerping die van het begin af aan gold, is niet genoemd. Een staat wil voorbereid zijn op oorlog. Groot-Brittannië zou zijn wapenproductie in zijn koloniale periode nooit uit handen hebben gegeven en zijn wapens bijvoorbeeld in Portugal kopen. Maar wapenproductie vereist metaalindustrie. Die moet dus ook beschermd worden. En zo kun je verder gaan met noodzakelijk te beschermen delen van productie in een land.

Theorie
Als ooit iemand pleit voor vrijhandel, kun je daarop counteren dat daarvoor geen enkele valide theoretische onderbouwing bestaat. Uiteraard is handel aanbevelenswaardig of zelfs noodzakelijk maar dan wel onder de juiste voorwaarden. VS-president Donald Trump, ofschoon hij niet de indruk wekt een intellectueel licht te zijn, heeft de gevolgen van vrijhandel waarschijnlijk wel voor de geest. Hij probeert China’s goedkope importproducten in de VS aan banden te leggen. En de Chinese vicepresident Wang kent wellicht Ricardo’s weerlegging van zijn eigen wet van comparatief voordeel. Dictatoriaal China profiteert enorm van de vrijhandel door de grote buitenlandse investeringen die er plaatsvinden.