Martin Smit, oud-redacteur van De AS, stelde een boekje samen van de artikelen die Igor Cornelissen (1935-2021) schreef in het anarchistische kwartaalblad De AS. De journalist Igor Cornelissen publiceerde graag over vergeten linkse politici en obscure socialistische splintergroeperingen in het interbellum, dwarsliggers uit de socialistische beweging. Hij had de voorkeur voor personen en feiten verscholen in de marges van de geschiedenis voor de onbekende politieke randfiguren uit die tijd.
Het gaat om curieuze, vaak anekdotische, maar historische altijd interessante verhalen; toevallige ‘bijvangst’ opgediept door Cornelissen bij zijn archiefonderzoek naar andere onderwerpen. Martin Smit schreef het Voorwoord bij het boekje (uitgave: Kelderuitgeverij, Utrecht). Hieronder het Voorwoord van Martin Smit bij Bijvangst. [ThH]
Martin Smit: Waar is Hans Brusse gebleven? Wat is er geworden van de flamboyante uitgeverszoon die als spion werkte voor de geheime dienst GPOe van de Sovjet-Unie? Dit vroeg Igor Cornelissen (1935-2021) zich af in zijn boek De GPOe op de Overtoom uit 1989, waarin hij nauwgezet het vooroorlogse spionagenetwerk van de Sovjet-Unie in Nederland in kaart wist te brengen. Uitgangspunt bij zijn onderzoek was duidelijkheid te krijgen in de zaak van de moord op de afvallige Sovjetspion Ignace Reiss in 1937. Reiss was jarenlang de contactpersoon voor de GPOe met het netwerk in Nederland, waartoe onder anderen graficus en kunstschilder Henri Pieck en beeldhouwer Hildo Krop behoorden.
In het schemergebied van dit spionagenetwerk dook de naam Hans Brusse (1913-?) op. In 1941 zou Brusse opdracht hebben gekregen de naar de Verenigde Staten overgelopen Sovjetspion Walter Krivitsky te vermoorden. Krivitsky werd dood aangetroffen in een hotelkamer in Washington. Het leek op zelfmoord. Veel historici gaan ervan uit dat Brusse, die op dat moment in Washington was, verantwoordelijk is voor de dood van Krivitsky. Sinds 1947 is van Hans Brusse niets meer vernomen en ontbreekt van hem ieder spoor.
Graag had Cornelissen het mysterie van de verdwijning van Brusse willen oplossen. Maar personen die hij ooit over de zaak sprak, konden of wilden weinig loslaten. Anderen die hij had willen interviewen waren inmiddels overleden. Dossiers in het archief van de Binnenlandse Veiligheidsdienst die mogelijk opheldering zouden kunnen bieden, bleven voor hem gesloten. Ook archieven in Moskou waar mogelijk aanwijzingen te vinden zouden kunnen zijn, bleven potdicht.
Tientallen jaren nog zou de zaak hem bezighouden. Maar typerend voor hem was: een onderzoek naar een zaak of persoon is nooit afgesloten. Er kunnen immers altijd nieuwe feiten boven water komen: onbekende brieven duiken op, een archief blijkt ineens wel toegankelijk, dagboeken worden onverwachts openbaar. Of juist die ene ontbrekende foto wordt teruggevonden.
Igor Cornelissen overleed in 2021 (zie hier). In het jaar daarvoor was het laatste deel van zijn memoires verschenen, Mijn opa rookte ook een pijp. Ook toen nog hield de kwestie Hans Brusse hem bezig, zo bleek in dit boek. Het speet hem nog steeds dat hij bij de vroegere communist en latere Telegraafcolumnist Jacques Gans nooit naar Brusse had geïnformeerd. ‘Gans had dat linkse milieu door en door gekend. Hij had er in gezeten terwijl ik het met soms vage herinneringen van anderen moest doen. Gans had Brusse en die andere Nederlandse hulpjes van de Russische geheime dienst, de GPOe, gekend.
Gans behoort in het rijtje gemiste kansen dat nooit meer goed gemaakt kan worden.’ De wijze waarop Cornelissen zich vastbeet in de zaak Brusse, was karakteristiek voor zijn gedrevenheid.
De journalist
In 1956 begon Cornelissen als journalist bij Het Vrije Volk in Deventer. In 1962 werd hij redacteur bij Vrij Nederland, waar de ontwikkelingen in het communistische Oostblok als zijn specialiteit golden. Maar liever nog wijdde hij zijn aandacht aan achtergronden en personen van Nederlandse linkse bewegingen en obscure socialistische splintergroepen in het interbellum. Personen en feiten verscholen in de marges van de geschiedenis hadden zijn voorkeur. Graag verdiepte hij zich in onbekende politieke randfiguren of vergeten linkse politici uit die periode, personen die buiten het bestek van de geschiedenisboekjes vallen. ‘Ze interesseren me omdat ze anarchistische elementen in zich hebben. Het zijn dwarsliggers.’
Bovendien mocht hij graag, zoals hij zelf stelde ‘knabbelen aan de laatste restanten van de Tweede Wereldoorlog.’ Daarvan getuigen niet alleen zijn vijf delen memoires – het eerste deel Van Zwolle tot Brest-Litowsk verscheen in 1983 – maar ook zijn biografieën van CPN-kopstuk Paul de Groot, (ex) communist Joop Zwart – ‘de geheimzinnigste man van Nederland’ – en Mathilde Visser, de puissant rijke kunstjournaliste die in het geheim grote bedragen naar de CPN overmaakte.
Aan de basis van veel van zijn artikelen en onderzoeken lag zijn inmiddels tot meer dan tweeduizend mappen uitgedijde archief. Fervent hield hij decennia lang een knipselarchief bij, aangevuld met brieven, foto’s, tijdschriften, boeken en brochures. Met dit archief logenstrafte hij menigeen die beweerde dat ‘alles wel op internet is te vinden.’ Naast zijn redacteurschap bij Vrij Nederland publiceerde hij tussen 1990 en 2000 in Het Parool zijn rubriek Voetnoot. Hierin laveerde hij, net als in zijn memoires, tussen de resultaten en losse eindjes van zijn speurwerk en interesses, aangevuld met eigen belevenissen, anekdotes of herinneringen.
Sinds zijn vertrek bij Vrij Nederland in 1996 bleef hij gewoon dat doen wat hij altijd gedaan had: ‘Ik bleef in mijn oude en enige beroep hangen dat ik met plezier en aanhoudende nieuwsgierigheid beoefende: de journalistiek en het schrijven van boeken. Op pad gaan, dingen uitzoeken die je interesseren en ze dan opschrijven. Wel in de hoop dat er lezers zijn die ook geboeid raken.’
Hij reageerde verheugd toen de redactie van het theoretisch anarchistische tijdschrift De AS hem – al jaren abonnee op De AS – in 2013 de mogelijkheid van een vaste rubriek aanbood. ‘Ik kreeg de vrije hand, en het hoefde niet over anarchisme of hun theoretici te gaan’, schreef hij later in zijn memoires. ‘Over het anarchisme weet ik te weinig al was mijn grootvader Izak Os dan in zijn jeugd een aanhanger van Domela Nieuwenhuis, en heeft hij, op een weiland buiten de stad, nog met een revolver geoefend voor de komende revolutie. Ik had tenminste weer een eigen rubriek!’
Hij noemde zijn rubriek Bijvangst. ‘Een visser die op schol, tong en kabeljauw jaagt, vangt ook ander spul. Niet zijn hoofddoel, maar toch aardig voor de markt’, stelde hij. Briefjes, notities, kattebelletjes, knipsels die hij aantrof in archieven bij het IISG, het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, maar die met zijn onderzoek van dat moment weinig te maken hadden, schoof hij niet terzijde. Deze bijvangst werd door hem zorgvuldig bewaard. Wie weet was deze vaak triviale informatie – wellicht niet meer dan een voetnoot bij een voetnoot – mogelijk bruikbaar voor een ander onderzoek of artikel.
Geheel in de lijn der verwachting besteedde Cornelissen in Bijvangst nauwelijks aandacht aan partijcoryfeeën of prominente leidsmannen uit de vooroorlogse linkse bewegingen. Het waren juist de figuren die opereerden vanuit de zijlijn van het socialisme of communisme, of zich al dan niet bewust op de achtergrond hielden, die zijn belangstelling hadden: Jacques de Kadt, P.A. Pijnappel, Willem van Ravesteyn, maar ook Anton de Kom, Herman Gorter, Marinus van der Lubbe en Multatuli kwamen aan de orde.
De AS werd opgericht in 1972, gemiddeld verschenen er vier nummers per jaar. Ieder nummer was gewijd aan een actueel of historisch thema, door verschillende auteurs belicht vanuit anarchistisch perspectief: milieu, antimilitarisme, vrouwenstrijd, onderwijs, anarchistische schrijvers, kunst enzovoort. In totaal verschenen 208 nummers. In 2020 hield het tijdschrift op te bestaan. Door een teruglopend abonneebestand en stijgende kosten was het helaas niet mogelijk het tijdschrift voort te zetten.
Cornelissen publiceerde 23 afleveringen van ‘Bijvangst’ in De AS. Ze zijn in deze uitgave gebundeld. Zijn laatste bijdrage verscheen in het laatste nummer van De AS. Enkele maanden daarvoor, in aflevering 20, verzuchtte hij nog eens ‘Mijn zoektocht naar Hans Brusse liep op niets uit. Dat kwam omdat ik toen, in 1969, Jacques Gans in Café Scheltema niet heb aangesproken.’
Martin Smit, oud-redacteur van De AS
Igor Cornelissen, Bijvangst, Kelderuitgeverij, Utrecht, 132 blz., prijs 19,50 euro (te bestellen zie hier).
Alle nummers van De As zijn in zijn geheel te raadplegen op: http://www.tijdschrift-de-as.nl
– Eerder verschenen bij Libertaire Orde