Zaterdagochtend nogal vroeg – de trams zijn nog niet voorzien van de conducteurs die geen conducteur meer mogen heten, maar het geeft niet: passagiers zijn er ook bijna niet. Ik begeef me met wat ooit de sneltramlijn van de stad heette te zijn naar een sporthal in het verre westen, voorbij Bluebanddorp. (Om te zien waar ik moest zijn diende ik de goochelkaart te raadplegen en daar zag ik tot mijn verbazing deze naam – nog raarder dan Bosleeuw of, wat de citymarketers naar ik meen al weer hebben laten vallen, en terecht: Hallenkwartier).
De bewegwijzering vanaf de halte maakt het onmogelijk verkeerd te lopen, tenzij je niet kunt lezen. En, ze komen niet uit de tram, dus waarvandaan – geen idee, een stoetje grijze mensen loopt tamelijk vastberaden ook die kant op. En een van hen ben ik, maar dan wel uit de tram.
Bij de ingang staan bewakers die vragen of je voor een prik komt. En of je alle papieren bij je hebt. Ja hoor.
De sporthal die eenvoudigweg niet in gebruik kan zijn heeft een aparte ingang voor de Vaccinatie. Daar dient zich het eerste loket aan. Een vriendelijke jonge vrouw neemt de papieren door, vraagt om mijn identificatie maar laat mij niet het mondkapje doen zakken, wat ik anders wel meemaak want in je paspoort sta je zonder masker. Zij geeft mij het Vaccinatiebewijs voor de eerste prik en verwijst mij naar het Medisch Loket vanwege de bloedverdunners die ik alweer twee jaar slik.
Loket twee. Een vriendelijke jonge vrouw neemt de papieren nogmaals door, vult een briefje in dat ik bloedverdunners slik (de soort leek er op het formulier toe te doen, maar dit verdampt alweer aan het loket). Dan moet er twee minuten op de prikplek gedrukt worden. Wat – ik ben het gewend – aan jezelf wordt overgelaten. Ik word naar een vriendelijke jonge vrouw verwezen die mij het hok aanwijst waar de vriendelijke jonge vrouw zit die de prik toedeelt. En dat is een kwestie van een seconde, langer kan ik het niet noemen. Dat was het dan.
Dit was een aanschouwelijk praktijklesje Graeberiaanse sociologie: de liefde voor bureaucratie en de werkende klasse als zorgende of zorgzame klasse. De tegenstelling tussen “zij daarboven” en “wij hieronder”, en dan vooral de zorgdragenden: de bewakers en de vele vriendelijke jonge vrouwen boven vermeld. Ik zou het er misschien niet eens over gehad hebben als ik het niet gezien had: Enge Ewald die geld en aandacht voor de zorg als ten koste van de arrebeiers ziet. En de PvdA die natuurlijk weer verraad pleegt aan den arrebeier door voor “de zorg” op te komen. De totaal niet strijdbare minimumlijder in zijn besmeurde overall wordt gepakt terwille van… Ik heb het maar weer even vastgelegd.
Graeber heeft voor serieus links een gat opengelaten dat verdere invulling behoeft.
En in ieder geval was mijn eerste prik een praktijkcollege.