Dat ik ooit de vrijmarkt zou gaan missen…

In 1967 protesteerde de Socialistische Jeugd in Amsterdam uitdrukkelijk tegen het verplaatsen van koninginnedag naar 1 mei (omdat 30 april op zondag viel). Van oranje naar rood was het motto, en het was goed voor een degelijke knuppelpartij vanwege Het Gezag, want zo ging dat in die roemruchte jaren zestig. De provocatie van het verplaatsen van een oranjefeest naar de feest- en strijddag van de arbeidersbeweging ging niet onopgemerkt voorbij.

Twee jaar later stond er een tent op de Dam in Amsterdam, van waaruit Willem Duys vaderlandslievend zat uit te zenden. De Socialistische Jeugd kwam langs om de man, die bekend stond als kwezelig poseur van vaderlandsliefde (“oranjehoer” werd hem toegevoegd), een oranje goudvis aan te bieden.
Dat kon zomaar niet.
Binnen de kortste keren werd de lange lat over de Dam gehaald, en Amsterdam zou Amsterdam niet zijn geweest of er was een de hele dag aanhoudende rel, vechtpartijen, golvende menigten die heen en werd geveegd werden door de politie, kortom: Feest tot laat in de nacht. 1970 maakte een reprise mee van dit Feest, in de dagen van opkomende kraakbeweging en Amsterdam Kabouterstad.

Knokken met de pliesie als koninginnedagfeest was niet direct het idee van verantwoorde pret voor de sociaaldemocratische bestuurderen van de hoofdstad. Er werd gezonnen op een vredige invulling van 30 april. En die kwam er: de Vrijmarkt. De verjaardag van de koningin zou een hoogfeest van het vrije ondernemerschap worden: iedereen kon waren aanbieden op iedere denkbare plaats. De groei van deze gloednieuwe traditie werd even onderbroken door de troonsafstand van Juliana en de inhuldiging van Beatrix, die met charges, vechtpartijen en traangas werd gevierd in 1980. ( “Geen woning geen kroning” was de leuze toen).
Sindsdien was het vrijmarkt.

Ergens in deze schets pas ik zelf en ergens in deze tijden heb ik mij verzoend met koninginnedag. Het was een eenvoudige afweging: in de jaren tachtig was het in de straatverkoop nog volop mogelijk interessante vondsten van grammofoonplaten te doen. Die tijd is inmiddels voorbij. Afgezien van de spreekwoordelijke tinnef die iedereen in huis had in de jaren zeventig of daaromtrent (behalve ik dan, en zo wil ik het houden) zie je geen vinyl meer in de aanbieding. Een wat bittere maar realistische observatie: als mijn generatie het slachthuis van de zorg inschuift en dit niet overleeft, dan zul je wel weer collecties op straat vinden. Als er nog iemand geïnteresseerd is dan (dat is afwachten). Als saluut aan een vondst op de late avond van een schijnbaar mislukte 30 april midden jaren tachtig een afbeelding van een aardige vondst, verbonden aan die dag.

Maar dat het aanbod weinig interessant meer is is het punt niet zo.
De vrijmarkt is voorbij.
Eten van de straat is geen eten van de straat meer. Vrije jongens en meisjes hebben geen kans meer een broodje buikloop aan te bieden – want er was een risico aan verbonden. Maar zo riskant is het nooit geweest, ik heb het nooit zo ondervonden. Maar om het risico zogenaamd uit te sluiten en oneerlijke concurrentie (zo heet dat dan) te voorkomen is de drank- en voedselvoorziening aan de bestaande horeca voorbehouden.
Vrijmarkt zonder “oneerlijke” concurrentie. De oneerlijkheid bestaat er uit dat wie een tapinstallatie of een grill neerzet niet aan de eisen hoeft te voldoen waaraan “de horeca” moet voldoen. Zelfs een dag in het jaar was dit te veel gevraagd.
Zelfgemaakte vlierbessenwijn, zelfbereide “exotische” hapjes, nee, het zit er niet meer in, het avontuur is weg.

De boeren blijven binnenstormen en ze zuipen. Ik kijk om mij heen en zie eigenlijk niemand vrolijk lachen. Een zekere verbetenheid straalt de uitgedoste menigte uit, op weg van – eh – naar – eh…. weet u dat zelf? “Het Museumplein?” vragen in oranje gehulde jongens wat onzeker. O ja, daar staat Radio 538. Stel je voor dat er een vrije discoinstallatie zou staan. Nee, moet je vooral naar toe, is nog wel een eindje lopen…

Nee, het is niet leuk meer. Misschien moet je iets te verzamelen hebben wat nog wel wordt aangeboden in de vrije sector, maar ik zou niet weten wat het is.
En drinken? Waarom zou ik, speciaal op deze dag? Misschien om de weemoed om vervlogen koninginnedagen weg te spoelen. Maar vergeten lukt nog niet.

(Dit is een aflevering van Mijn Eigen Rode Canon. Zij moet gecompleteerd worden met de eerste mei).

6 gedachten over “Dat ik ooit de vrijmarkt zou gaan missen…”

  1. Voelde een soortgelijke treurnis toen ik langs de stalletjes liep waar mensen de boekencollectie van waarschijnlijk hun grootouders in de aanbieding deden. Het is een vorm van opruiming, zo’n Vrijmarkt. Je probeert er in de ochtenduren en vroege middag nog een paar euro uit te slaan, en na afloop laat je je zooi op straat liggen. De Stadsreiniging veegt alles op, en dan ben je ervan af, van de rommeltjes uit het huis van een sinds de vorige Koninginnedag verscheiden familielid. En van je eigen oude kleren en schoenen.
    De omnibussen van Jan Mens en Anton Coolen waren er, die zijn er elk jaar, en veel Elsevier boeken van het jaar en massa’s videobanden, maar ook veel Marilyn French, alsof de eerste feministes van de tweede golf nu ook het tijdelijke beginnen te verwisselen met een volgende fase. Ik zat nog half te denken om later in de middag terug te gaan naar een plek waar allemaal boeken op straat lagen, om een boek van Israel Querido uit de vuilniswagen te redden, maar heb dat toch niet gedaan.
    In het brede stuk van de Linneausstraat lagen overigens wel een aantal stapels met elpees te wachten op kopers. Heb even overwogen om een plaat van Frida Boccara te kopen, die bovenop een stapel lag, als cadeau voor een vriend, maar heb ervan afgezien. Het is niet langer bruikbaar, want die plaat wordt niet fysiek op een platenspeler gelegd, en dan wordt ’t onmiddellijk kitsch.

  2. Gek is dat, Jan Mens en Antoon Coolen ja, weggestopt in omnibussen. Hun werk, geminacht door de officiële literatuurbeoordelaars, is nog steeds de moeite waard, maar een omnibus komt zo onserieus over, niet.

  3. Boze heks Schreef:

    Heb even overwogen om een plaat van Frida Boccara te kopen

    `Cent mille chansons’. Goddelijk, toen & nu. O, en ze schijnt nog Marrokaanse te zijn ook. 🙂

  4. Ik mis van Koninginnedag vooral het “I Love Hardhouse”-buitengebeuren achter het Beursgebouw in Amsterdam… niet zo massaal, heel veel bekenden en altijd vreselijk gezellig.

    Feestje is in 2007 gesneuveld door het Grote Verbieden toen bleek dat wel een stuk of 5 omwonenden misschien teveel geluidsoverlast zouden kunnen ondervinden. Dat die omwonenden allemaal bij het café werkten dat het feest organiseerde, was voor de gemeente van geen enkel belang. 😐

Reacties zijn gesloten.