Boeren in de stad, het is een soort sudderlapje

Als geboren en getogen Amsterdammer in die stad blijven om te studeren, ik weet niet of het verstandig was. Vooral omdat het een lam excuus was om in het ouderlijk huis te blijven plakken, maar daar ga ik het niet over hebben.

Als student werd je onontkoombaar geconfronteerd met buitenlui, boeren zeggen wij Amsterdammers als “ze” er niet bij zijn. Moeilijk hoor, want ik kreeg ook nog verkering met lui die overal maar vandaan kwamen – in Nederland dan toch. Groningen, Nijmegen, Baarn, de verlatenheid van Zeeuwsch-Vlaanderen (Sint-Jan-in-Eremo, dat zegt genoeg oftewel sapienti sat, altijd goed om even met wat Latijn te strooien) en ook de liefdes van een nacht bleken allemaal Ergens Anders vandaan te komen.
Op de studentenflat kwam zo goed als niemand uit Amsterdam, kejjenagaan. Sommigen kwamen zelfs helemaal uit het buitenland. Ik heb zelf nog een verloofde uit een Voormalige Kolonie gehad.
Ja Arie, je hoort het goed.

Vrienden of kameraden uit Amsterdam, ho maar. Komen overal vandaan, met een oververtegenwoordiging van buitengewesten als Limburg en Friesland of hoe noemen ze dat tegenwoordig.

Kijk, er komt een punt waarop wij Amsterdammers het te kwaad krijgen met die boertjes. Die lui die denken dat alles hier maar moet kunnen. Consequent door rood licht fietsen, voetgangers uitschelden die van het zebrapad gebruikmaken. En maar met Jan en allevrouw naar bed gaan, want zo hoort het in de grote stad. In je durp ging je met de kippen op stok dus denk je dat Amsterdam een en al nachtleven is.

Ik stel voor een stop op boeren in Amsterdam in te stellen.
Wat een talent zal de Volkskrant aantrekken, zeg.