Er staat zowat dagelijks in de Britse media iets over anti-semitisme in de partij Labour. Het zou daarbij gaan over meer dan afzonderlijke incidenten, over institutioneel racisme. Vijf academici onderzochten getuigenissen, geleverde bewijzen en berichtgeving. Zij komen tot een genuanceerd besluit.
De beschuldigingen van antisemitisme tegen voorzitter van Labour Jeremy Corbyn persoonlijk en tegen andere partijleden hebben een precieze startdatum. Op 6 juni 2015 stelde Corbyn zich kandidaat voor het voorzitterschap van de partij. Aanvankelijk werd hij door de media als totaal kansloos genegeerd.
Toen gebeurde iets vreemds, althans volgens de traditionele politieke waarnemers. Corbyn bleef stijgen in de peilingen, ondanks zeer negatieve berichtgeving over zijn politieke verleden. Op 22 juli 2015 stond hij voor het eerst vooraan in de peilingen.
Wat begon op 12 augustus 2015 is nooit gestopt
Op 12 augustus 2015 is het antisemitismeprobleem van Corbyn begonnen. Het Brits-Joodse tijdschrift The Jewish Chronicle schreef: “Wij zijn zeker dat we spreken voor de overgrote meerderheid van de Britse Joden wanneer we onze diepe onrust uitdrukken over het vooruitzicht van de verkiezing van mijnheer Corbyn tot leider van Labour.”
“Hoewel er geen direct bewijs is dat hijzelf een probleem heeft met Joden, zijn er wel overweldigende bewijzen van zijn associatie met – en in één zaak zelfs een beweerde steun voor – Holocaustontkenners, terroristen en een aantal regelrechte antisemieten”. Niet min. Het is sindsdien nooit meer opgehouden.
Corbyn en zijn team waren totaal verrast en onvoorbereid op deze aanval. Corbyn zetelt al sinds 1983 onafgebroken in het Britse Lagerhuis. Van 1983 tot 2015 werden ‘Corbyn’ en ‘anti-semitisme’ 18 maal vermeld in een Brits krantenartikel, op een totaal van 3.659 artikels over Corbyn over 32 jaar. In die 18 artikels werden zijn politieke acties tégen anti-semitisme opgesomd.
In geen enkel van deze artikels werd een vermoeden geuit dat hij antisemitisch zou zijn. Over het algemeen werd hij in deze artikels omschreven als ‘a decent bloke‘, een sympathieke, oprechte en voor de rest onbelangrijke backbencher die wat ouderwetse ideeën had over socialisme.
Beschuldigingen van antisemitisme tegen Labourleden waren zeker geen nieuw fenomeen. Voor 2015 onder vorige partijvoorzitters trad de partij regelmatig op tegen anti-semitische uitspraken en/of acties door partijleden of parlementsleden. Die werden wel vermeld in de media maar nooit weergegeven als een bewijs van antisemitisme van de partijvoorzitter of van institutioneel racisme binnen de partij, laat staan dat ze frontpagina nieuws waren.
Sindsdien zijn er talrijke incidenten geweest met individuele parlementsleden die de partijvoorzitter rechtstreeks beschuldigen van antisemitisme of onrechtstreeks door hem te verwijten niet of inadequaat te reageren op incidenten. Corbyn en zijn team hebben op die beschuldigingen niet altijd even gevat geantwoord, wat de hetze nog verder aanwakkerde.
Onafhankelijk onderzoek
Wat de partij best kon gebruiken is nu eindelijk gebeurd. Een team van vijf Britse academici hebben een onafhankelijk onderzoek gedaan over antisemitisme in de partij. Hun vaststellingen hebben ze gebundeld in het boek Bad News for Labour -Antisemitism, the party & Public Belief.
Er zijn geen bewijzen van structureel racisme en antisemitisme in de partij. Wel zijn er geïsoleerde incidenten waar de partij te laat, onvolledig, ongepast op heeft gereageerd en in enkele gevallen zelfs helemaal niet.
Er is wel degelijk sprake van een hetze door de tegenstanders van Corbyn in zijn eigen partij, daarin gevolgd door het overgrote deel van de Britse mainstream media. Die hetze is volledig buiten proporties tegenover de realiteit van sporadisch antisemitisme.
Corbyn en zijn team hebben dit echter zeer slecht aangepakt. Voor een deel is dat niet de schuld van Corbyn maar voor een ander deel wel. Zoals hierboven al gezegd, Corbyn en zijn medestanders hebben de strijd tegen racisme en antisemitisme in hun politieke DNA. Wat ze echter totaal niet konden, was zich verdedigen tégen beschuldigingen van racisme en antisemitisme die henzelf viseerden.
Starre partijadministratie
Daarnaast zit de partij met een totaal ongeschikt intern systeem om beschuldigingen van racisme op een tijdige en adequate manier aan te pakken. Dat systeem heeft Corbyn weliswaar geërfd van zijn voorgangers. In de loop van 2016 heeft hij een intern onderzoek laten uitvoeren, waarin meerdere aanbevelingen staan om de bestaande procedures te verbeteren.
De uitvoering van het rapport, opgesteld door advocate Shami Chakrabarty, liet Corbyn volledig over aan de partijadministratie, waarbij hij ervan uitging dat dat wel automatisch zou gebeuren. Dat was niet het geval, deels omdat de aanbevelingen van het rapport kritisch waren op de werking van die administratie zelf, deels omdat personen in het partijapparaat vijandig stonden tegenover Corbyn als partijvoorzitter.
De gevolgen zijn onmiskenbaar. Volgens peilingen gelooft de gemiddelde Brit dat een derde van alle partijleden van Labour werden aangeklaagd voor antisemitisme. In werkelijkheid gaat het over minder dan één procent. Het enorme verschil tussen perceptie en realiteit is zonder de minste twijfel te wijten aan de enorme aandacht die de media en Corbyns politieke vijanden geven aan het probleem (zie onder meer: Joodse leden Labour: Jeremy Corbyn is cruciale bondgenoot in de strijd tegen antisemitisme en Splitters verlaten Labour niet wegens antisemitisme).
Zes hoofdstukken
In zes hoofdstukken leggen de onderzoekers uit hoe dit alles heeft kunnen gebeuren. In een eerste hoofdstuk leggen Greg Philo, professor aan de Glasgow University, en Mike Berry, professor aan de Cardiff University, uit dat een deel van de onmacht van de partijstructuren een gevolg was van de diepe interne verdeeldheid over de verkiezing van Jeremy Corbyn. Corbyn was zowel persoonlijk als ideologisch een outsider voor het partijapparaat en voor de toppolitici van de partij.
In een volgend hoofdstuk gaan ze na op welke manier de beschuldigingen van antisemitisme gelinkt waren aan de interne verdeeldheid van de partij over Israël en Palestina. Corbyn was altijd al een uitgesproken voorstander van gelijke rechten voor de Palestijnen, waarmee hij tot zijn verkiezing als partijvoorzitter deel was van een kleine minderheid in de parlementaire fractie. Beschuldigingen voor antisemitisme bleken zeer dikwijls kritisch te zijn over zijn standpunten voor Palestina. Zeer regelmatig werd zijn antizionisme vereenzelvigd met antisemitisme. Kritiek op Israël is volgens deze redenering een vorm van antisemitisme en steun aan de BDS-campagne – wat Corbyn altijd heeft gedaan – is dat dan eveneens.
In het derde hoofdstuk stellen beide onderzoekers vast dat de partij wel degelijk adequaat had kunnen reageren maar dat niet heeft gedaan. De partij deed er steeds weer veel te lang over om te reageren en eenmaal ze dat deed, was het dikwijls te zwak en te defensief. Daarbij speelden de media een zeer belangrijke en niet bepaald neutrale rol, door het probleem binnen Labour – hoe reëel ook – buiten zijn echte proporties op te blazen, door telkens zeer eenzijdig aandacht te geven aan de critici van Corbyn en door Brits-Joodse stemmen die Corbyn wel steunden bijna compleet te negeren.
Justin Schlosberger is professor aan de University of London. Hij maakte een inhoudelijke analyse van de berichtgeving in de media, waarbij hij een lijst van journalistieke fouten vaststelde. Zo namen journalisten een loopje met de feiten over de definitie van antisemitisme van de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA). Ze gaven die een status die niet met de werkelijkheid overeenstemde. Stemmen die er op wezen dat de IHRA-definitie van antisemitisme allesbehalve algemeen aanvaard is werden systematisch genegeerd. Zo weet de gemiddelde Brit niet dat zelfs de Britse regering de IHRA-definitie niet heeft aanvaard.
Anthony Lerman, onderzoeker bij het Bruno Kreisky Forum for International Dialogue in Wenen schreef in het vijfde hoofdstuk een gedetailleerde analyse van de IHRA-definitie en van de voorbeelden die er in bijlage aan werden toegevoegd. Hij toont aan dat de IHRA-definitie door talrijke Joodse en niet-Joodse critici wordt afgekeurd, wegens ‘niet geschikt voor de doelstelling’. Bovendien herleidt hij de beschuldiging van institutioneel racisme in de partij tot zijn ware dimensie.
David Miller, de vijfde medeauteur van het boek en professor aan de University of Bristol is de enige auteur die zelf slachtoffer was van beschuldigingen van antisemitisme. In het zesde en laatste hoofdstuk legt hij uit hoe die beschuldiging is ontstaan, door het doelbewust isoleren van een citaat uit zijn context, wat de redeneringen en argumenten achter de beschuldiging waren en op welke manier hij er uiteindelijk in slaagde volledig te worden vrijgesproken van de beschuldiging. Volgens hem zijn daar lessen uit te trekken voor de strategieën die Labour moet ontwikkelen om zich beter te wapenen tegen de lopende beschuldigingen en zich beter voor te bereiden op toekomstige aanvallen, die er zonder de minste twijfel nog zullen komen.
Enerzijds, anderzijds
Hun besluit is enerzijds zeer aangenaam om te horen voor de medestanders van Corbyn: er is wel degelijk sprake van een opgeklopte hetze tegen hem om twee redenen, zijn stellingname over de Palestijnse kwestie en zijn sociaal-economisch programma. Dit laatste gaat immers totaal in tegen een groot deel van de huidige parlementsleden, die blijven geloven in de neoliberale aanpak van Blair en Gordon. Dit zijn ook de twee hoofdargumenten voor de Britse media om zich tegen zijn persoon te verzetten.
Daar staat anderzijds tegenover dat de onderzoekers vaststellen dat Corbyn, zijn medestanders en het partijapparaat zeer slecht hebben gereageerd op deze hetze en daarbij het reële probleem van bestaand antisemitisme binnen de partij hebben genegeerd. Volgens de onderzoekers kan een partij die zich antiracistisch noemt, niet volstaan met te stellen dat het om een klein marginaal probleem gaat. Elk geval van antisemitisme is er één te veel. Daar moet de partij voortaan anders mee omgaan.
Parlementslid Margaret Hodge is het voorbeeld bij uitstek van de tweestrijd waar de partij geen weg mee weet. Voor Corbyn voorzitter werd, was Hodge allesbehalve een voortrekker in de strijd tegen antisemitisme. Zij is echter altijd een verdediger geweest van de zogenaamde Derde Weg van Tony Blair, die van het sociaal verzachte neoliberalisme.
Voortdurend heeft zij het over “meer dan tweehonderd gevallen van antisemitisme die niet werden onderzocht of bestraft”. De media laten haar die bewering steeds weer herhalen zonder enige kritische reactie. In werkelijkheid blijken van die “meer dan 200” gevallen slechts 20 over leden van Labour te gaan en 2 daarvan blijken niet eens te kloppen. Dat neemt niet weg dat Labour die 18 echte incidenten van antisemitisme niet degelijk heeft aangepakt
Corbyn is er in geslaagd het ledenaantal van Labour te vervijfdubbelen. Antisemitisme in de Britse maatschappij bestaat. Tussen die nieuwe leden zitten met andere woorden zonder de minste twijfel ook dubieuze personen. Uit de cijfers blijkt echter niet dat dit probleem groter is sinds Corbyn voorzitter werd. Het enige verschil zit hem in de aandacht die de media en zijn tegenstanders er sinds zijn verkiezing aan geven. De drijfveer achter deze hetze is dubbel: verzet tegen Corbyns standpunten over Palestina en verzet tegen zijn sociaal-economisch programma.
Wat dit boek zegt is eenvoudig: de hetze tegen Corbyn is reëel en er zit een onmiskenbare politieke agenda achter, maar dat ontslaat voorzitter Corbyn en de partij niet van de plicht om elk geval van antisemitisme kordaat aan te pakken.
Greg Philo, Mike Berry, Justin Schlosberg, Anthony Lerman, David Miller. Bad News For Labour – Antisemitism, The Party & Public Belief. Pluto Press, London, 2019. 222 pp. (zonder bibliografie en index) ISBN 978 0 7453 4066 1
– door Lode Vanoost, oorspronkelijk voor De Wereld Morgen