Moet falend electoraal links iets nieuws proberen?

Zijn linkse electorale strategieën het nastreven waard? Op Roar Magazine heeft militant Charlie Ebert er een artikel over gepubliceerd. Zijn inhoudelijke verhaal begint ermee dat het eurocommunisme een electoraal perspectief bood. De PCF, de Franse communistische partij, participeerde zelfs in de eerste regering van François Mitterrand. In Spanje accepteerden de Spaanse communisten de post-Franco constitutie en in Italië was er het ‘Historisch Compromis’ tussen de communisten en de christendemocraten. Reformisme werd zo de facto geaccepteerd en geformaliseerd door westerse communistische partijen nog voor de val van de Muur.

Via deze reformistische manier zou het Overton-venster, de set van electorale politieke mogelijkheden op een bepaald moment, naar links verschoven dienen te worden. Om dat mogelijk te maken zou de traditionele industriële basis van links aangevuld moeten worden met professionals uit de middenklasse, leden van emancipatiebewegingen, milieuactivisten, kleine zelfstandigen, et cetera. Daarmee komt het post-marxisme op de proppen. Het werd theoretisch geformuleerd door bijvoorbeeld Ernesto Laclau en Chantal Mouffe. Een en ander versterkte het effect van het wegvloeien van het revolutionaire elan. Een plotselinge, revolutionaire breuk met het verleden komt er niet.

Reformistisch succes
Intussen leek vanaf de jaren tachtig het reformisme in Latijns-Amerika succes te boeken. In het ene na het andere land werden dictators verdreven en boekten linkse leiders verkiezingswinsten. Culminatie ervan was de verkiezing van Hugo Chávez tot president van Venezuela in 1999. Dat hield een grote verandering in. Armoede werd significant verminderd, analfabetisme zowat geëlimineerd, ongelijkheid gehalveerd, lokale gemeenschappen kregen zeggenschap, vrouwen hadden veel meer bescherming, sociale programma’s werden opgezet en honger verdween bijna.

De sociaaldemocratische beleidsprogramma’s in Latijns-Amerika zorgden voor een economische boom. Daardoor kon meer belasting worden geheven en konden weer nieuwe sociale initiatieven ontplooid, enzovoorts. Maar een forse herverdeling van economische macht, behalve in Venezuela, kwam er niet. Weliswaar vonden nationalisaties plaats maar de economische structuur bleef kapitalistisch. Allerlei sabotagetactieken door rechts leidden uiteindelijk in het merendeel van de Latijns-Amerikaaanse landen tot opnieuw rechtse regeringen. Een duidelijk voorbeeld van zo’n sabotagetruc is de benoeming in 2019 van Juan Guaidó in Venezuela tot president door de rechts georiënteerde Nationale Assemblee, nadat de verkiezingswinst van Nicolás Maduro was betwist. Zoiets werkt ver door want een resem aan EU-landen heeft Guaidó als interim-president erkend, waaronder Nederland. Dat Maduro stevige oppositie heeft, is overigens evident. De voornaamste reden ervoor is dat de economie van Venezuela op olie-inkomsten drijft en de olieprijs is flink gedaald.

Hoewel nu grotendeels voorbij, konden electorale linkse successen in Latijns-Amerika wel worden genoteerd. In Europa is de situatie minder florissant. Alleen het linkse Syriza in Griekenland kon via verkiezingen regeringsmacht verkrijgen. Maar het perspectief van Syriza is door de trojka, de coalitie van de Europese Unie, de Europese Centrale Bank en het Internationale Monetaire Fonds, vakkundig de nek omgedraaid.

Falende strategie
Ebert concludeert dan, de situatie van Venezuela tot Griekenland overziend, dat een electorale strategie voor links tot falen leidt. Zolang de investeringsbeslissingen in staten in handen van het kapitaal blijven, is linkse politiek onmogelijk. Een staat is gedoemd tot samenwerking met kapitalisten of hij riskeert een forse economische klap. Het beste voorbeeld van de onmogelijkheid tot links beleid was eigenlijk het 14-jarige bewind van François Mitterrand in Frankrijk. Hij moest de strijd tegen het internationale kapitaal opgeven; na eerst met het Volksfront van socialisten en communisten gebroken te hebben, werd hij daarna gedwongen bezuinigingen door te voeren onder druk van oplopende inflatie. Het is dus duidelijk dat linkse ‘oproerkraaiers’ niet effectief tegenspel kunnen bieden tegen politiek die tegen hen is opgezet.

Uiteindelijk pleit Ebert voor radicale verandering in plaats van electorale strategieën. Wat die radicale verandering vervolgens inhoudt, blijft in het duister. Weliswaar zijn in Latijns-Amerika flinke stappen vooruit gezet en in het Westen blijft de bevolking veel steun voor de verzorgingsstaten houden, maar het is tijd om naar iets nieuws te gaan, meent hij. Iets nieuws proberen is echter een zwaktebod. Je geeft aan dat je eigenlijk niet weet hoe het nu verder moet. Zelfs als een analyse goed is, maar de oplossing van het geconstateerde probleem komt niet verder dan ‘iets nieuws’, is er meteen twijfel over de waarde van de analyse zelf.

Les
Eberts artikel verdient het evenwel niet te worden afgerekend op zijn zwakke afsluiting. Waardevol is zijn brede beschouwing en de constatering dat links overal in de verdrukking komt. Waarom gebeurt dat? De meest aansprekende casus is die van Syriza in Griekenland. Het kleine land kreeg ondanks heel goed doordachte economische plannen van Yanis Varoufakis geen enkele speelruimte van de trojka om linksom politieke oplossingen uit te proberen. Heel duidelijk trokken in dit geval de internationale instituties gezamenlijk op om links niets te gunnen. Maar in andere gevallen, waar de onderlinge afstemming minder duidelijk is, krijgt een links beleid in een land gewoonlijk ook te maken met een gecoördineerde actie van kapitalistische machten.

Links daarentegen ontwikkelt nauwelijks gezamenlijke, internationale actie; hoogstens kuieren activisten in demonstraties in meerdere landen een eindje. Varoufakis probeert unificatie van links over grenzen heen wel te ontwikkelen met DiEM25 maar zijn pogingen bereiken de basis van de samenlevingen vooralsnog niet. Zolang zijn organisatie niet heel concreet voordelen voor de werkende klasse weet te schetsen maar vooral globale redeneringen te berde brengt, enthousiasmeert hij niet. Toch is de weg van internationale solidariteit om macht te veroveren, zeker in Europa, de enige met kans op slagen voor links. Leon Trotski, wiens 80ste gedenkdag van zijn moord een paar dagen geleden viel, op 21 augustus, formuleerde de onmogelijkheid om binnen een land een linkse politiek blijvend te verwezenlijken heel helder in zijn stellingen in De Permanente Revolutie. Je hoeft natuurlijk geen trotskist te zijn om dit inzicht van Karl Marx (impliciet) en Trotski op waarde te schatten. Niets nieuws dus, maar het wordt tijd om eindelijk de sacraliteit – het nationaal belang – van de volkse natiestaten duchtig aan te vallen.