In de aanloop naar de Duitse bezetting werd de plantsoenarbeider J. Bakker ontslagen wegens opruiing tijdens werkuren. Bakker was niet geliefd bij zijn collega’s. Het kwam zelfs enkele keren tot een heus handgemeen wanneer dit fanatieke NSB-lid de andere arbeiders van het grote gelijk van de Leider Mussert en de nog grotere Leider Hitler probeerde te overtuigen. Bakker werd uitgelachen, beschimpt, uitgesloten, gekoeioneerd en vrijwel voortdurend bespot. Na zijn ontslag waren zijn triomferende collega’s ervan overtuigd dat de “Amsterdamse humor” had overwonnen. De werkloze Bakker meldde zich bij de Weerbaarheidsafdeling, de geüniformeerde ordedienst/knokploeg van de NSB. Hij zou Weerman worden. Weerman J. Bakker, een bezorgde werkloze Amsterdamse plantsoenarbeider en rancuneuze antisemiet, zou “in dienst van ons Volk” in groepsverband orde houden bij NSB-bijeenkomsten en NSB-colporteurs beschermen. Jammer dat het dragen van het schitterende zwarte uniform verboden was, maar daar zou, Bakker was daarvan overtuigd, spoedig verandering in komen.
In feite was weerman Bakker een waardeloze nietsnut, maar dom was hij niet. Hij las zelfs een krant: Het Nationale Dagblad. Hij spelde die krant, haalde er al zijn wijsheden uit en loste de problemen in de rubriek “Vonken van vernuft” op. Daar was hij goed in. Hij werd zelfs enkele malen als winnaar vermeld. In de krant, nota bene. Weerman J. Bakker had wéér 6 punten verdiend met zijn oplossing van het probleem. “Hoe laat viel de bom?”, een peulenschil voor de weerman. Aardrijkskundige kennis? Weerman Bakker draaide er zijn hand niet voor om. Glimmend van trots knipte hij de uitslagen uit de krant. Hij was inmiddels een gewaardeerd WA-man geworden en, dat was nog veel belangrijker, Nederland was bezet, hij droeg trots zijn zwarte uniform en zijn vroegere collega’s schopte en sloeg hij in groepsverband in elkaar. Bakker was nog steeds werkloos, maar hij verdiende een aardig centje met zwarthandel en verraad en de partij schoof hem af en toe ook wel wat toe. Weerman Bakker ging een zonnige toekomst tegemoet. Hij was af en toe nog wel eens bezorgd, maar veel vaker genoot hij van zijn macht op straat.
Op 3 oktober 1942 raakte hij even uit balans. Hij las in zijn krant:
“Een prijs voor het behalen van 6 punten krijgen: Weerman J. Bakker, Javastraat 87 III, Amsterdam.”
Het ging om de oplossing van het raadsel nr. 107, “Hoe laat viel de bom?”
De krant had een fout gemaakt. Hij woonde weliswaar in de Javastraat, maar dan toch op nr. 78 III. Het adres was dus fout. Bakker meldde dit aan de krant, de fout zou niet worden hersteld, maar ook niet meer worden gemaakt.
Voor weerman Bakker, die behalve bezorgd, gewelddadig, redelijk slim maar ook gestoord was, kon die vergissing van de krant geen vergissing zijn. Het moest een teken zijn en Bakker begon het huis, schuin aan de overkant van de straat, het huis met nummer 87, nauwlettend in de gaten te houden. Op driehoog woonde Konings. Die kende hij wel, dat was een NSB-lid. Op éénhoog woonde ook een NSB-lid, Kunst. Op tweehoog woonde een gezin waarvan in elk geval de man en de twee jongens er behoorlijk Joods uitzagen. Die zou Bakker eens goed in de smiezen gaan houden. Hij kwam er al snel achter dat de Jood gemengd gehuwd was, dus voorlopig onaantastbaar, ondanks zijn ras.
De Jood die niet wist dat hij op de bijzondere belangstelling van de weerman van de overkant mocht rekenen was een werkloze diamantbewerker. Zijn gezin leefde van de steun, van bijverdiensten, legaal of illegaal, was geen sprake. Hij deed er alles aan zo min mogelijk op te vallen in het besef dat zowel de boven- als de benedenburen hem en zijn gezin haatten. De twee zonen gingen elke dag naar school, de vrouw, die ziekelijk was, was afhankelijk van zijn zorg. Hij kon zich geen misstappen permitteren.
Een neef van de Jood liep medio 1943 met een baby in zijn armen door de Javastraat. Hij liep snel, gehaast, keek niet om zich heen. Hij belde aan op nummer 87. Weerman Bakker zag het tafereel. Hij zag ook dat de Jood op tweehoog in beweging kwam. Even later zag hij dat de baby aan de Jood werd overhandigd en de man die de baby had gebracht snel weer verdween. Binnen een uur kreeg de Jood bezoek van twee Amsterdamse politieagenten die de baby en de Jood meenamen. De baby was ontvoerd uit de Hollandsche Schouwburg en de neef van de Jood wist zo gauw niet wat hij met het kind aan moest. De bedoeling was dat de baby nog dezelfde dag naar een definitief onderduikadres gebracht zou worden. Maar zover kwam het dus niet. Dankzij weerman Bakker die 15 gulden op kon halen, het kopgeld dat hij met zijn verraad had verdiend.
De Jood zit dan nog enkele maanden in een cel in de gevangenis aan de Amstelveenseweg. Hij schrijft nog een aantal brieven naar huis. Hij wordt goed behandeld, maar heeft gebrek aan een aantal basale zaken. Of die bezorgd kunnen worden. Over mogelijk verraad geen woord. Via Kamp Westerbork wordt hij op transport gezet naar Auschwitz waar hij onmiddellijk na aankomst wordt vergast. Het lot van de baby is onbekend. De bezorgde burger J. Bakker werd na de Bevrijding niet vervolgd, maar hij bleef het huis schuin aan de overkant goed in de gaten houden om in 1959 het CBH (het beruchte Centraal Bureau voor Huisvesting te Amsterdam) anoniem te melden dat de woning op het adres Javastraat 87 II waarschijnlijk illegaal onderverhuurd werd. Daar was overigens geen sprake van, maar het hád gekund.