Socioloog Willem Schinkel gaat graag tegen de stroom in. Dit jaar verscheen De nieuwe democratie, waarin hij pleit voor een radicale ‘verbouwing’ van de democratie. Hij zet zijn ideeën uiteen over neoliberalisering, politiek en klasse.
Interview door Sara Murawski
Je schrijft dat politiek een ideologische mengelmoes is geworden, en gedepolitiseerd is geraakt. Valt er wel wat te kiezen bij verkiezingen?
Wel als je het hebt over de portemonnee van een heleboel mensen. Of Rutte of Roemer premier wordt, maakt heel veel uit. Maar iets fundamenteler denk ik niet dat er veel verschil is. Op de lange termijn zie je binnen de politiek een ontwikkeling in de richting van neoliberalisering. Die ontwikkeling is al decennia gaande, onder verschillende regeringen, centrum-links tot centrum-rechts.
Neoliberalisering is een vage term, bedacht door beleidscritici. Het betreft de individualisering van risico, in de zorg, sociale zekerheid en onderwijs. Neem bijvoorbeeld het sociale leenstelsel dat ze nu willen invoeren. Maffe naam: noem het ‘sociaal’, en het is ok! Het gaat ook om een toenemende acceptatie van ongelijkheid en het verdwijnen van de wil om ongelijke startposities weg te nemen. Het is een bepaalde nadruk op de economie. De SP heeft er het minste last van, maar ook zij willen geen fundamenteel andere economie. De markt blijft het allerbelangrijkste verdelingsmechanisme.
Aan wat voor fundamenteel andere economie denk je dan?
Ik denk aan een regionalisering van markten, en van consumptie en productie. Met andere woorden: een wereld waarin economisch een zekere mate van inefficiëntie zou bestaan, omdat dat dat ecologisch gezien wél het meest efficiënt is. Dat is één van de thema’s die nu niet geagendeerd wordt door de politiek. Vorig jaar heeft de VN een gezant naar Nederland gestuurd om te praten over ons ecologisch isolationisme: ‘Wat is er aan de hand met jullie, hebben jullie niet door dat er een wereld daarbuiten is?’
Een economie waarin geen groter verhaal bestaat dan groei, geeft heel veel mensen een onbehaaglijk gevoel, omdat ze zich niet aan de glamour-kant bevinden van de economie. Dat roept ook politieke weerstand op.
Wat versta je eigenlijk onder politiek?
Als ik het over ‘de politiek’ heb, dan heb ik het over Den Haag. Maar ‘politiek’ is filosofisch gezien geworteld in ‘het politieke’, het spanningsvol en dus machtsgeladen samenleven. Politiek is een manier om daarmee om te gaan, en dat gebeurt door middel van collectieve visies en visies op het collectief. Dat zien we momenteel weinig gebeuren: politiek is verworden tot probleemmanagement.
Als je de politiek ingaat, dan kan het niet zo zijn dat je de zaken accepteert zoals ze zijn. Dat is wat vaak vergeten wordt: elk politiek frame is a priori politiek geladen. Een politieke beslissing ligt aan de basis van wat wel en niet bij de politiek hoort. Daarom ben ik ook geïnteresseerd in institutionele verandering: een ontwikkeling die iets toevoegt aan het bestaande systeem.
Onze democratie is nu een partij-democratie, en partijen zijn in belangrijke mate hele perverse uitvloeisels van onze democratie. Er komt straks een hele rits van mensen in de Kamer die niemand ooit gezien heeft, die zelf nooit iemand gezien hebben, en die op het ticket van een ander in de Kamer terechtkomen. Partijen zijn niet gebaat bij de verandering van partijdemocratie. Nu het eenmaal zo is, is het verdomd lastig daar iets aan te doen.
Hoe zouden nieuwe vormen van democratie eruit kunnen zien?
Democratische vernieuwing kan niet op basis van een blauwdruk van een intellectueel gegeven worden. Wij hebben nu sterk het idee van: in Nederland hebben we het eigenlijk perfect gerealiseerd. Dat is een groot probleem.
De massamedia en de financiële markten bepalen nu voor een groot deel wat er op de politieke agenda staat. Politieke verandering moet links van links komen, vanuit een ruimte waar nog over werkelijke alternatieven gedacht kan worden. Ik zie een tegenmacht voor me, die bestaat uit andere sociale systemen, zoals religie, kunst en wetenschap.
Democratie zou moeten gaan om de vertegenwoordiging van die sociale systemen, niet van ‘het volk’. ‘Het volk’ bestaat niet zonder meer, maar is de resultante van een politiek proces. Democratisch publiek ontstaat in gedachtenwisseling rond sociale thema’s.
Je noemt het begrip ‘klasse’, een woord dat in de politiek haast taboe lijkt. Hoe relevant is het om te denken in termen van klassentegenstellingen?
Ik denk niet dat klasse het begrip is dat onze maatschappij als geheel het beste beschrijft. Maar je ziet wel de klassendifferentiatie in Nederland langzaam toenemen, en er zijn nu een hoop plannen, in respons op de crisis, die die tendens versterken. Om terug te komen op Marx: met iedere crisis vestigt het kapitalisme zich steviger.
De crisis in 2008 begon als een bankencrisis, maar omdat banken zo verweven zijn met de rest van de maatschappij, moesten overheden bijspringen. Vervolgens kregen overheden enorme schulden, omdat ze moeilijk geld konden lenen van banken. Dan krijg je een perverse situatie: overheden moeten in publiek geld en in sociale voorzieningen gaan snijden, omdat private banken, die de overheden juist nodig hadden, eisen gaan stellen.
Dat leidt ertoe dat die bezuinigingsplannen een inbreuk maken op onze solidariteit, en dat maakt het klassenverschil actueel. Je ziet langzaam een groeiend mondiaal onderscheid tussen een zeer kleine groep zeer welgestelden, en een grote middenklasse die er nauwelijks op vooruit gaat.In de VS is het zelfs zo dat sinds 1970 het grootste deel van de mensen er niet op vooruit is gegaan. Maar de rijkste 0,01 procent is er 400 procent op vooruit gegaan. Dat soort cijfers zeggen iets over een maatschappij.
Hoe belangrijk is in deze context het vrijheidsideaal?
Vrijheid moet niet opgevat worden als keuzevrijheid. Dat is een heel sterke vernauwing van het begrip. Het bestaat ook uit het scheppen van een houdbare positie ten opzichte van een dominante orde.
Vrijheid is uiteindelijk een collectief goed, omdat vrijheid bestaat uit het hebben van alternatieven. Een maatschappij die tegen zichzelf zegt: er zijn geen alternatieven, heeft een vrijheidsprobleem.
Verscheen eerder op socialisme.nu. Auteur: Sara Murawski
Dit artikel is een aanrader voor elke vrijdenker.
Net had ik het vermoeden dat het intellect uit onze maatschappij verdwenen is komt Willem Schinkel persoonlijk dit tegenspreken. Mooi.
‘Links van links’??? 😀 Wat is dat?
het griezelige van huidig links is het bekyken van de mensheid in grote groepen en een kleine groep “linkse”intelectuelen die wel ff bepaalt wat links en dus politiek correct is.
links als een groep mensen die elkaar helpt zonder de geldverslindende instituties met hun dikbetaalde managers. dat is echt links.
zie bv in Spanje waar een dorp autarkisch de crisis overleeft en een ieder ongeveer 1200 euro verdient.
@2, Echt links en niet zoiets als de huidige liberalobijnalinks.
En wat doen we met mensen die niet echt links zijn?
In’t gevang?
Waar kies je voor?