Theo Brinkel heeft gepleit voor de verdediging van universele waarden in zijn oratie op de Leidse universiteit. Dat is op zich niet gek. Wel bijzonder is dat hij dit doet vanuit militair-maatschappelijk perspectief. Hij onderzoekt de verhouding tussen krijgsmachten, politiek en samenleving in Europa.
Nog bijzonderder is dat hij als Leidse professor de heersende doctrine van het militair-industrieel complex niet zonder meer aanhangt. Die leerstelling zegt dat er altijd een grote militaire dreiging bestaat. Is het niet door het communisme dan wel door het islamterrorisme of door grootbezitter van grondstoffen Rusland. Derhalve moeten we ons fors bewapenen. Meer dan het tienvoudige aan bestedingen voor het militaire apparaat in de NAVO in vergelijking met nummer twee is nog niet genoeg. Er is immer meer nodig. Daarentegen meent Brinkel dat de militaire optie niet volstaat. Het gaat tevens om de gekoesterde waarden. Kunnen die verdedigd worden door haatpredikers te weren, financiële steun van buitenlandse mogendheden te controleren en het Nederlandse volkslied te zingen? Nee, meent Brinkel, de oproep tot de jihad, die strijders een bevoorrecht plekje in het paradijs belooft, of Poetin, die de traditioneel christelijke cultuur tegen horden homo’s en veelwijverij zegt te beschermen, trekken grote groepen aan.
Als het zingen van het Wilhelmus noch de krijgsmacht in staat zijn weerstand te bieden tegen de geschetste dreigingen, wat dan wel? Brinkel heeft er een mooie Engelse uitdrukking voor: transformative resilience. Dat wil zeggen dat we ons moeten aanpassen aan zich wijzigende omstandigheden in plaats van krampachtig vasthouden aan de status quo – van het dominante Westen. Als fundament onder transformative resilience dient de waarde van de universele mensenrechten. Die blijven een baken bij alle relativiteit van het postmoderne denken. Poetin en islamfundamentalisten profiteren nu van zwakke, gerelativeerde waarden – wie geeft tegenwoordig nog een stuiver voor trouw aan en liefde voor het vaderland?
De kop hierboven spreekt over onze waarden en niet over universele waarden. Waar zijn ‘onze’ waarden gebleven in het verhaal? Ik ben een verdediger van universele waarden. Ieder mens is in principe gelijkwaardig. Een eventueel verschil tussen mensen uit land A en land B is slechts oppervlakkig en niet wezenlijk. Kortom: iedereen die universele waarden onderschrijft, hoort in mijn optiek tot onze groep.