Voor een nieuwe vredesbeweging

Longread

Zo, daar gaan we maar eens. Wie gaat meehelpen een vredesbeweging van de grond te trekken? De vorige kan overduidelijk als vermist worden opgegeven. Overlevenden daaruit, waaronder ondergetekende, en waaronder nog bestaande initiatieven die levenstekenen vertonen… zij vinden hun plek en hun rol hopelijk in die nieuwe beweging. Maar geen illusies. We beginnen vrijwel met niets. Des te meer staat er op het spel. Zo’n beweging is daarom hard nodig, en het heeft haast.

Dat gevoel knaagt bij mij al langer. Ik maak bij herhaling opmerkingen in artikelen over (dreigend) oorlogsgeweld in de trant van: waar is de vredesbeweging? En dan mompelt er een enkeling goedkeurend, anderen ventileren wat scepsis. En vervolgens is het onderwerp weer weg. Ik kan die vraag wel blijven herhalen. Ik kan ook helpen een antwoord te formuleren. Dat antwoord luidt dan: hier is een stukje van die vredesbeweging die ik zoek. Hier. Ik ben het, en jij ook als je aangesproken voelt, als je ongenoegen, bezorgdheid en woede wilt om helpen zetten in actie. Wij zijn de vredesbeweging. Al zijn we maar met zeer weinig. Als niemand een eerste stap zet, komt er nooit een tweede.

Waarom is die beweging nodig? De afgelopen dagen maken dat weer eens duidelijk. Amerikaanse luchtaanvallen op pro-Iraanse milities in Irak. Een moordaanslag per raket door de VS op een Iraanse generaal in Bagdad. Iraanse dreigementen om terug te slaan. Iraanse militaire activiteiten in Irak en Syrië, die voor de VS aanleiding zijn voor genoemde luchtaanvallen. Een strijd om de beheersing van een olierijke regio, met een VS die voor wereldwijde hegemonie vecht, en een Iran dat een regionale machtspositie opbouwt en verdedigt. Vandaag de dag botst die rivaliteit in Irak. Morgen kan dat zich uitbreiden. Dit kan escaleren tot een grote regionale oorlog. Het kan ook meer worden dan een puur regionaal bloedbad. Ja, het kan ook met een sisser aflopen, maar dan komen er volgende rondes. Dit blijft niet eeuwig ‘goed’ gaan, en goed is bovendien al slecht genoeg.

Drijvende kracht achter dit conflict is niet de boosaardigheid van het bewind in Teheran. Die boosaardigheid wordt nu aangevoerd en misbruikt in de Amerikaanse oorlogspropaganda die nu op gang komt. Ja, die boosaardigheid bestaat, maar is gewoon een uiting van de ambities van de Iraanse heersers. Die verdedigen hun machtspositie, tegenover de eigen bevolking en tegenover staten die haar regionale macht proberen te betwisten. Iran doet wat heersers van staten doen: machtsmiddelen inzetten om hun stellingen te verdedigen en hun posities te verbeteren tegenover andere staten. Iran doet dat in eigen land, en in buurlanden. Dat gaat over de ruggen van de bevolking van Iran: een reeks protestdemonstraties in het land is bloedig neergeslagen. Het gaat ook over de ruggen van de bevolking van buurlanden, In Syrië helpen Iraanse milities president Assad om zijn bloedige dictatuur te handhaven. In Irak nemen pro-Iraanse milities en partijen deel aan een uiterst corrupte verdeling van baantjes en hulpbronnen in het bestuur van dat land. Die uiterst corrupte machtsstructuur is overigens op poten gezet onder Amerikaanse regie, nadat de VS was gaan bezetten in maart-april 2003.

Er is niets rechtvaardigs of vredelievends aan de ambities van Iran als staat. Maar er is ook niets opmerkelijks aan. Onderdrukking en overheersing is nu eenmaal wat staten doen. Dat kan voor andere staten, die immers hetzelfde doen of minstens proberen, nooit reden zijn voor een eerlijke verontwaardiging. Wie de Amerikaanse luchtaanvallen probeert te rechtvaardigen door op de kwalijke praktijken van Iran te wijzen, slaat de plank mis. Die kwalijke praktijken zijn in pro-Amerikaanse staten – Saoedi-Arabië, Israël, Brazilië, India… – immers net zo goed de norm. Wie erop wijst dat die Iraanse generaal Soleimani een schurk was wiens dood door mensen in Irak openlijk, en in Iran ongetwijfeld heimelijk, wordt toegejuicht, heeft gelijk. Maar dat geeft andere schurken niet het recht om hem om het leven te brengen. Ook sluipmoord op een moordenaar is sluipmoord. En wie gelooft er nu echt dat ze in het Witte Huis bezwaar maakten tegen de wandaden van Soleimani tegenover Irakezen, Syriërs en Iraniërs? Die generaal is omgebracht, niet omdat hij een schurk was maar omdat hij strijd voerde tegen Amerikaanse belangen in het gebied. Had hij zijn schurkenstreken tegen Rusland of haar bondgenoten gericht, dan had het Witte Huis geapplaudisseerd, openlijk of in stilte.

Drijvende kracht achter dit conflict is ook niet de boosaardigheid van Trump en zijn corrupte boevenbende in en om het Witte Huis. Alweer: die boosaardigheid is geen mythe, geen fictie, maar feit. Ze is echter geen heel opmerkelijk feit. Ze is een functie, een uiting van het zelfde soort strevingen en ambities als de strevingen en ambities die het Iraanse bewind aandrijven. Macht, overheersing, winstbejag. Obama deed iets soortgelijks. De stijl was anders. Obama toverde een meeslepende glimlach, sprak mooie woorden over mensenrechten en vrede en pleegde intussen tussendoor doodleuk wekelijks moord met drones in Somalië, Afghanistan, Pakistan en Jemen. Trump doet het lomper. Hij overlaadt de wereld via twitter met botheden, en komt nauwelijks een internationale overeenkomst tegen zonder die meteen te saboteren of op te zeggen. Waar Obama samenwerking zocht met andere staten als hij ten oorlog trok – zoals in Libië in 2011 – daar opereert Trump liever op eigen houtje. Er zijn ook strategische verschillen. Maar veel moreel verschil is er niet.

Oorlog van Trump?

De schurkenstreken van Trump zijn uitingen van de Amerikaanse belangenpolitiek, het streven naar overwicht over strategische posities, toevoerlijnen van grondstoffen, grondstoffen zelf. Het is kort door de bocht om de oorlog die nu op gang komt weer een oorlog om olie te noemen. Maar onzin is het niet. Als de landen in het Midden-Oosten geen grote olievoorraden onder hun bodem hadden, en geen belangrijk kanaal waardoor olie verscheept wordt, dan was de rivaliteit tussen mogendheden niet half zo intens als die nu is.

De VS is dus niet kwalitatief beter in morele zin dan Iran. Trump is niet beter dan Khamenei. Omgekeerd evenmin: Iran is niet moreel te verkiezen boven de VS, Khamenei verdient geen voorkeur boven Trump. Maar er is wel een heel belangrijk verschil. De Iraanse macht en ambities zijn plaatselijk en regionaal. De Amerikaanse macht en ambities zijn wereldwijd. Iran heeft geen ring van militaire bases om de Verenigde Staten liggen. De Verenigde Staten hebben wel een ring van militaire bases om Iran heen. Iran heeft reden zich omsingeld en rechtstreeks bedreigd te voelen door de militaire overmacht van de VS. De VS heeft geen legitieme reden om zich bedreigd te voelen door een niet-bestaande overmacht van Iran. Moreel valt er tussen de twee strijdende mogendheden niets te kiezen. Maar dat betekent niet dat ze in gelijke mate verantwoordelijk zijn voor de oorlogscrisis die zich momenteel ontvouwt. Het is keer op keer de VS die de spanning opdrijft, die provoceert en escaleert, en daartoe machtsmiddelen kan inzetten waar Iran slechts van kan dromen. En het is Trumps regime dat die machtsmiddelen momenteel loslaat op Iran. Nu nog in Irak en Syrië, morgen wellicht ook in en boven Teheran.

Dit is de oorlog van Trump, jazeker. Die formulering ‘Trumps oorlog’ is analytisch onscherp, dat mag inmiddels duidelijk zijn. Maar de formulering wijst wel naar een persoonlijke verantwoordelijkheid die Trump en zijn mede-gangsters dragen, binnen een bredere imperialistische context maar toch. Het is wel degelijk zinnig om Trump als schurk aan te wijzen en zijn naam aan deze oorlog te verbinden. Net zoals het zinnig was om de oorlog die de VS in 2003 tegen Irak ontketende, aan te duiden als ‘de oorlog van Bush’ (en ‘van Blair’ trouwens, het Verenigde Koninkrijk deed dapper mee op het wereldtoneel). Dit soort formuleringen horen niet erg thuis in theoretische artikelen. Maar in pogingen om de verontrusting en verontwaardiging aan te boren en mensen aan te moedigen in actie te komen vanuit die gevoelens, hebben dit soort formuleringen wel degelijk hun plek.

Ja, die persoonlijke verantwoordelijkheid die destijds Bush en nu Trump – en daartussen Obama! – droegen en dragen – is realiteit. Die wordt niet opgeheven door te wijzen op de achterliggende structuren. Trump is geen door het imperium aangestuurde machine. Trump is een misdadiger die het apparaat aanstuurt terwijl hij zelf door die structuren wordt ingebed en aangestuurd. Persoonlijke verantwoordelijkheid verdwijnt niet waar de analyse van de macht begint.

De oorlog van Trump dus, maar inderdaad: niet als persoonlijke hobby maar als zoveelste ronde in imperialistische machtspolitiek, made in Washington en made in Teheran. Dat is wat er momenteel op gang komt. Mensen zijn bezorgd, boos, maar er is tegelijk een soort verlamming. We laten ons afschepen met de rol van angstige toeschouwers, beklemd en passief. Precies het laatste, die passiviteit, dient te veranderen, en snel. De oorlog dient tegenspel te krijgen, gedwarsboomd te worden, met alle mogelijke en een aanzienlijk aantal ongetwijfeld volstrekt onmogelijke middelen.

Vier illusies

Daarbij hebben we aan illusies niets. Illusie 1. Als we maar met heel veel mensen aan Trump en of Khamenei vragen om af te zien van hun oorlog, dan komt er misschien geen oorlog. Een dagdroom is het. Deze lieden voeren geen oorlog als uiting van meerderheidswensen. Dat een meerderheid het er niet mee eens is, betekent voor deze lui op zichzelf dus helemaal niets. Zolang ze denken dat oorlog hun belangen dient, hun greep op olie en winsten, afzetmarkten en militaire bases en aanvoerlijnen en pijpleidingen veilig helpt stellen, zullen ze oorlog voeren. Oorlog is geen onderwerp van democratische besluitvorming.

De leus ‘Niet in mijn naam!’ klinkt aardig en heeft een functie. Ze drukt uit dat de oorlog niet namens ons wordt gevoerd, ze verstoort de democratische pretentie waar machthebbers mee schermen. Maar machthebbers kunnen er met recht op reageren met: okay, dan niet in jouw naam, see if we care. We gaan er echter gewoon mee door. Of ze zullen pretenderen dat er genoeg mensen over zijn in wier naam ze het wel kunnen doen. De Silent Majority waar de Amerikaanse president Nixon zich ooit op beriep, een des te onweerlegbaarder claim voor zover die Majority inderdaad Silent was. ‘Niet in mijn naam!’ roepen legt machthebbers geen feitelijk strobreed in de weg. Het nut van zo’n leus kan zijn dat er mensen mee in actie komen. Maar hoe sneller mensen ontdekken dat machthebbers oorlog voeren uit naam van zichzelf, hun rijke sponsors en de prioriteiten van het systeem – en niet uit naam van jou en mij – hoe beter het is.

Illusie 2. Vervanging van Trump – of Khamenei – brengt vrede. Ook dat is een dagdroom. Begrijp me niet verkeerd: beide figuren mogen wat mij betreft vandaag nog onttroond worden – door de bevolking van het land waar ze over heersen. Maar achter deze figuren staan weer andere figuren, en structuren, en belangen. Haal het poppetje er uit en er komt een ander poppetje. Dat andere poppetje zal sommige dingen veranderen in de oorlogspolitiek: de Vietnamoorlog verliep onder de Democraat Johnson beduidend anders dan onder zijn opvolger, de Republikein Nixon. Waarbij het ironisch is dat die Nixon de oorlog begon af te bouwen die de Democraat Johnson eerst zo vlijtig had laten escaleren. Tot zover de fictie dat Democraten vredelievender en beter zijn dan Republikeinen. Hoe dan ook: andere leiders geven de oorlog een ander gezicht, een iets ander karakter soms. Maar aan de oorlog en de ambities erachter verandert het niets. ‘Dump Trump’ klinkt leuk. Maar als het neerkomt op ‘Prefer Pence’ of ‘Better Biden’, schieten we weinig op. Zelfs Bernie Sanders zal een oorlog die hij erft mocht hij president mogen worden, niet zomaar kunnen stopzetten. De kans dat hij succesvol weerstand weet te bieden tegen de druk van Pentagon, CIA, wapenindustrie en door hen gesubsidieerde senatoren en noem alle spelers in het fameuze militair-industrieel complex maar op, is vrij gering, even aangenomen dat hij dat echt zou willen. Leiders geven het imperialisme een klein beetje een persoonlijk tintje. Voor wat er feitelijk gebeurt is dat tintje helemaal niet wezenlijk.

Illusie 3. Diplomatie biedt oplossingen. Dat is echter een misverstand. Diplomatie is het woordenspel tussen staten dat vooraf gaat en gevolgd wordt door het dadenspel dat we oorlog noemen. Beide processen horen bij elkaar. Diplomatie staat niet tegenover oorlog. Diplomatie en oorlog zijn momenten in hetzelfde proces. Als machthebbers hun belangen kunnen waarborgen door gesprekken met andere machthebbers, zullen ze dat doen. Maar ook dat gaat dan ten koste van mensen over wie die machthebbers heersen. Vredesonderhandelingen na oorlogen gaan over de verdeling van de oorlogsbuit. Vroeg of laat ontstaat daarover hernieuwd conflict, en dan krijg je dus weer oorlog. Vragen om vrede tussen staten is vragen aan mafiosi om hun bende-oorlogen bij te leggen. Het biedt misschien een gevechtspauze, maar het lost niets op. En als je een gevechtspauze wil, in de hoop dat daarna oplossingen gevonden worden, dan kun je beter gewoon zeggen: Stop met vechten! Daar is geen diplomatie voor nodig. Diplomatie is oorlogsafhandeling en oorlogsvoorbereiding. Het is deel van het probleem.

Illusie 4. Er zijn betere en slechtere staten. Oorlog is een kwestie van agressieve slechte staten die vredelievende betere staten aanvallen. Voorstanders van vrede moeten het voor die goede vredelievende staten opnemen. Je ziet dit in tal van varianten. Vroeger ging het bij links vooral over imperialisme met haar staten tegenover het progressieve, anti-imperialistische (voorheen socialistische) kamp. Bij liberaal-democraten en conservatieven ging het om de staten van de Vrije Wereld tegenover de staten van het Communistische Blok. En nu zijn er aanzienlijke delen van links die het voor staten opnemen die onder vuur liggen van de Verenigde Staten en/of Israël. Terwijl andere mensen vooral partij kiezen voor staten die de hete adem van Rusland voelen. Steeds hetzelfde liedje, en steeds verkeerd. Vandaag zie je het ook, aan beide kanten in de oorlog. Mensen die het Iraanse regime zo eng vinden dat ze de VS steunen. Mensen die de VS zo beangstigend vinden dat ze Iran steunen. Vooral dat laatste geluid zie je bij linkse mensen en in wat er over is van de vredesbeweging nogal eens.

Het is niet goed. Ja, staten zijn geen kopietjes van elkaar. Ja, er zijn verschillen, zoals er verschillen zijn tussen de mensen die de verschillende staten besturen. Maar allemaal dienen ze de belangen van een kleine groep aan de top. Allemaal verdedigen ze die belangen, tegenover andere staten en tegenover de bevolking van wier arbeidskracht en belastinggeld ze leven. Staten zijn oorlogsvoerders, het systeem van staten is een oorlogssysteem. En zodra ook een van de ‘goede’ staten zich verdedigt tegen een ‘slechte’ agressor, bedient die staat zich van soortgelijke gewelds- en machtsmiddelen als de agressor. Elke staat stelt in oorlogstijd censuur in en/of perkt burgerrechten in en/of sluit critici op. Steun aan die staat is dan steun aan die repressie. Nu Iran steunen is de onderdrukking van demonstranten goedpraten, negeren of erger. Er is misschien wel eens sprake van het kleinere kwaad tegenover het grotere kwaad. Maar partij kiezen voor dat kleinere kwaad tegen het grotere kwaad, maakt het kleinere kwaad niet minder kwaad. Het maakt het kleinere kwaad groter. Zo krijg je nooit vrede, hooguit een verschuiving van de machtsverhoudingen tussen staten.

Een effectieve vredesbeweging kiest geen partij tussen staten. Een effectieve vredesbeweging neemt het oorlogssysteem zelf onder vuur, en smeekt niet om diplomatieke schijnoplossingen. Een effectieve vredesbeweging streeft dus niet naar een democratisch mandaat en evenmin naar het inruilen van enkele leiders. Een effectieve vredesbeweging bestrijdt die leiders, maar vooral de prioriteiten en belangen achter die leiders. En een effectieve vredesbeweging tast het vermogen van de staten om haar oorlogen te voeren zelf aan.

Stakingen en sabotage in wapenfabrieken, blokkades van troepen- en wapentransporten, dienstweigering en muiterij in het leger zelf, dat soort dingen ondermijnen dat vermogen. Maar ze zijn niet makkelijk. Het helpt als er een maatschappelijk klimaat groeit waarin de oorlog als niet legitiem wordt gezien, en het tegenwerken van de oorlog aanvaard wordt door veel mensen, ook als die tegenwerking wetsovertreding inhoudt. Toen erin de VS frequent vredesdemonstraties waren tegen de Vietnam-oorlog, met grote aantallen deelnemers, verspreid over het hele land, merkten soldaten die die oorlog tegen hun zien moesten voeren: hee, wij staan niet alleen. Dat maakte het voor hen iets makkelijker om risico’s te nemen en dwars te gaan liggen.

Breedte is geen wondermiddel

Onze eerste taak als vredesbewegers is: stemming maken tegen de zich ontvouwende oorlog. Dat maatschappelijk klimaat helpen vormen waarin werkers tot stakers en saboteurs worden, belastingbetalers tot belastingweigeraars, en soldaten tot muiters en deserteurs. En in dat maatschappelijke klimaat speelt de democratische illusie nadrukkelijk wel een rol. Het is niet zo dat oorlogen ophouden als democratische legitimatie wegvalt. Maar het wegvallen van die legitimatie berooft de machthebbers wel van een stuk propaganda: ‘We doen het namens jullie’. Zeggen: ‘Niet in onze naam!’ tegen de machthebbers verandert zoals, gezegd niets, aan wat die machthebbers willen en doen. Er gaat een illusie achter schuil. Wie denkt op die manier die oorlogsstokers om te turnen, vergist zich. Maar wie denkt op deze manier de oorlogsstokers van een stukje legitimiteit te beroven, is wel iets op het spoor. Als Trump zich beroept op massale steun, en vredesdemonstranten komen met een miljoen tegelijk naar Washington, dan kunnen die demonstranten met recht zeggen: Draagvlak voor je oorlog? Waar dan?

Aantallen doen er in dit verband dus wel degelijk toe. Niet omdat getalsmatige meerderheden oorlogen doen ophouden. Wel omdat grote aantallen mensen die demonstreren een daadwerkelijk teken zijn van een breed levend gevoel tegen die oorlogen. Tevens omdat zulke aantallen het voor de kleinere aantallen die verder willen gaan, richting confronterende en saboterende acties, dan begrip, erkenning en ondersteuning ervaren van mensen die zelf niet zo ver gaan maar wel blij zijn dat het gebeurt. En aantallen beroven de machthebbers van dat felbegeerde aureool dat populariteit ze geeft, het beeld dat ze het allemaal ‘namens het Volk’ doen. We dienen de oorlog impopulair te maken als die dat nog niet is, en aan die impopulariteit maximaal uitdrukking te geven. Straatprotest is daarvoor een onmisbaar wapen. Ik vind dat de tijd om demonstraties tegen de huidige oorlog te lanceren is aangebroken.

En ik vind dat het wel degelijk ook revolutionaire anarchisten als ik horen te zijn die zich daar hard voor dienen te maken. Want het maakt uit wie zoiets op gang brengt, met elk idee in het achterhoofd, met wat voor strategie en leuzen. Zijn het democraten en sociaal-democraten – Bernie Sanders in de VS, SP-ers in Nederland – die initiatief nemen? Best, maar dan zullen de democratische illusies welig tieren en alle ruimte krijgen, het ‘Niet in mijn naam!’-geluid domineren, net als het beeld dat het allemaal de schuld is van een enkele schurk. Dat is geen ramp: het zijn de sentimenten die breed leven, ongeacht wie wat organiseert. Maar het zijn dus sentimenten die met argumenten bestreden dienen te worden in een ontluikende beweging. En als die sentimenten gedeeld en uitgestraald worden door de gangmakers van die beweging, dan is dat wel een nadeel. Dat vraagt dan dat revolutionaire anarchisten deelnemen, maar wel nadrukkelijk die kritieken naar voren brengen.

Iets dergelijks geldt ook als trotskisten of aanverwante leninisten het voortouw nemen en een hoofdrol spelen, zoals nogal eens gebeurt. Die hebben weliswaar vaak een veel betere, veel radicaler analyse van oorlogen dan sociaaldemocraten en linkse Democraten, al vallen te veel van hen voor de illusie betere tegenover slechtere staten. Maar ze houden die analyse maar al te vaak voor zich, in theoretische tijdschriften en discussiebijeenkomsten. In de praktijk zijn ze toch bezig met het op de been brengen van ‘de massa’, en daarom moet de afstand van wat ‘de massa’ denkt, niet te groot zijn. En om die ‘massa’ te vinden, zoeken ze dan actief een bondgenootschap met sociaaldemocratische organisaties waar die ‘massa’ zich zou bevinden. Die moeten dan niet te veel tegen de haren in gestreken worden. Het resultaat is: oproepen voor brede demonstraties waarvan je gewoon voelt dat de marxistische opstellers weten dat het niet klopt, maar ja, bij een radicalere – en eerlijker! – versie wil de SP misschien niet meer meedoen en kun je deelname van de FNV wel vergeten. Let wel, met ‘de SP’ doel ik op de officiële partijdeelname. Ik weet uit ervaring dat heel veel linksere SP-ers veel verder gaan dan de partijlijn. Onder hen kom je mensen tegen die tot de allerbeste bestrijders van oorlog en onrecht behoren. Ook aan hen wordt door deze gematigde aanpak van hun eigen leiding geen recht gedaan.

Waar deze op de breedte gerichte methode dan toe leidt is – als het mee zit – een wel degelijk enorm grote vredesbeweging. De Stop the War Coalition – waarbinnen de trotskistische SWP een grote rol speelde – bracht grote menigten op de been. Op 15 februari 2003, een internationale actiedag tegen de dreigende aanval op Irak – was Londen tjokvol demonstranten tegen die oorlog. Het waren er zeker een miljoen. Ze gaven keurig uiting aan hun afkeuring van de oorlog. En toen gingen ze al even keurig allemaal weer naar huis. Niemand die vanaf het podium zei: de regering zit een kilometer verderop. We zijn met een miljoen. Wie houdt ons nu tegen? De miljoen mensen werden gereduceerd tot democratisch argument, en tot toeschouwers van een show die ze niet eens konden volgen want als je met een miljoen bent, dan zien en horen 900.000 mensen echt niets van wat er op een podium gebeurt. Geheel voorspelbaar lapte de regering dat democratische argument aan haar laars: als er hogere belangen zoals olie, wapens en strategische posities in het spel zijn, dan mag de democratie wijken. Ongeveer dezelfde ontwikkeling zagen we ook in Nederland. Een grote vredesdemonstratie op 15 februari, met tienduizenden, mogelijk wel 100.000 deelnemers. In de hoofdrol: de SP. Een flinke rol als aanjager: de Internationale Socialisten, zusterorganisatie van de SWP in Groot-Brittannië, waar ik destijds trouwens lid van was. Maar ook die opereerde voornamelijk in termen van groot, breed en democratisch. Het werd dus allemaal groot, breed en democratisch. Maar veel verder kwam het niet.

Het gevolg was een enorme kater. Veel mensen waren oprecht teleurgesteld en geschokt: hoe kan een regering zo’n breed levend ‘Nee’ tegen oorlog naast zich neerleggen? Anderen waren cynisch: natuurlijk luistert Bush niet, Blair niet en Balkenende al evenmin. Dat cynisme was op zich gefundeerd. Maar dan is het juist de taak van radicale vredesactivisten om te zeggen: natuurlijk luisteren die lui niet, we moeten ze het laten voelen. We moeten de druk opvoeren, niet zozeer door nog grotere democratische mobilisaties, maar door steviger actiemiddelen. We moeten de oorlogsmachine onklaar zien te maken. En we moeten dit zien als langetermijn-project. Blijven duwen! Cynisme als tussenstap naar radicale analyse, net als eindstation op weg naar passiviteit en demoralisatie. Precies die demoralisatie speelt ons nog steeds parten. Doe een voorstel tot demonstreren tegen de huidige oorlog, en je hoort de tegenwerping al: we demonstreerden met miljoenen tegen de Irak-oorlog, en het heeft niets uitgehaald. Wat heeft het voor zin?

Maar in plaats van het pushen van een radicale analyse en strategie als prioriteit, richtte de vredesbeweging – in beide landen, en ook in de VS – zich vooral op de volgende grote demonstratie. Ze combineerde dat met lobbyen om parlementariërs over de streep te krijgen zodat die zich tegen de oorlog zouden uitspreken. Maar de grote demonstraties werden kleiner en kleiner, de desillusie en het cynisme groter en groter. En de oorlog in Irak ging maar door, en de oorlog in Afghanistan ging maar door, en er kwam er eentje in Somalië op gang, en er dreigde toen af en toe ook oorlog tussen de VS en Iran….

Uiteindelijk bouwde Obama – van wie te veel vredesvoorstanders ten onrechte veel heil verwachtten – de oorlog in Irak grotendeels af, om die oorlog in 2014 weer een doorstart te geven, nu tegen IS/Daesh. En onder Obama kwam er een deal met Iran. Dezelfde Obama escaleerde echter de oorlog in Afghanistan, en lanceerde er in Libië zelf nog eentje bij. En omdat mensen Obama zo aardig vonden en ten onrechte als bondgenoot zagen, lieten ze na wat ze onder Bush nog wel eens deden: demonstreren tegen oorlog. Trump erfde de beide oorlogen die Obama al van Bush had geërfd, ging er gewoon mee door en geeft de aanloop naar een oorlog tegen Iran nu dus extra vaart. En Trump schrapte de deal met Iran, en begon via sancties de druk op te voeren. Nu staan we dus op de drempel van een grote nieuwe oorlog.

Anarchisten en de komende vredesbeweging

Dat is geen royale oogst voor de dominante aanpak in de vredesbewegingen. Als dezelfde soort politiek vandaag de dag de overhand heeft en houdt in een nieuwe vredesbeweging, organiseren we een soortgelijk debacle. Ik ben daar helemaal niet voor.

Waar SP-ers en/of trotskisten en/of keurige, op diplomatie gerichte pacifisten hun vredesinitiatieven lanceren en oproepen om de straat op te gaan, daar kunnen anarchisten als ik best mee doen. Ik juich zulke initiatieven toe, het is honderd keer beter dan niets. Ik neem graag deel. Graag samen met mede-anarchisten, met een doordachte aanpak. Niet kritiekloos, en ook zonder ons te laten beperken uit angst om ‘de massa van ons te vervreemden’. Dat betekent bijvoorbeeld deelname aan keurige optochten van een vredesbeweging, maar met de bereidheid om een andere route te nemen, op een kruispunt te gaan zitten en andere ondeugende streken uit te halen die de druk verhogen, maar door organisatoren van de optochten niet bij voorbaat gewaardeerd zullen worden. En natuurlijk met zichtbare tekenen van onze houding, variërend van zwarte vlaggen met een grote A er op, via uitdagende spandoeken tot en met flyers waarin we onze gezichtspunten uiteenzetten naar vast vaak sceptische maar toch ook nieuwsgierige mede-demonstranten.

Maar waarom wachten tot SP, Internationale Socialisten of gematigd-pacifistische groepen het voortouw nemen? Waarom niet als revolutionaire anarchisten zelf acties op gang brengen? Niet alleen de kleinschalige directe acties waar we om bekend staan, maar juist ook demonstraties en dergelijke? Niet omdat we ‘de leiding’ willen van wat dan ook. Wel omdat we een richting willen helpen aan te geven, het leerproces dat elke beweging kenmerkt willen stimuleren en een aantal van de hierboven geschetste problemen – illusies, verkeerde verwachtingen, gevolgd door demoralisatie en cynisme – willen tegengaan.

We kunnen bijvoorbeeld oproepen verspreiden om tegen oorlog te protesteren, zonder daarbij te smeken om ‘diplomatieke oplossingen’. We kunnen in zulke oproepen zeggen dat we de oorlog niet willen, zonder daarin de regering te smeken om ‘naar de bevolking te luisteren’. We kunnen Trump bestempelen als oorlogsmisdadiger zonder dat we de lengte van zijn piemel als meest diepzinnige verklaring naar voren brengen. We kunnen spreken van Trumps oorlog, en tegelijk de krachten die deze oorlog aanjagen en ervan profiteren rechtstreeks benoemen. De staat waarvoor oorlogsvoering haar bestaan rechtvaardigt, het kapitaal voor oorlogvoering een verdienmodel is en andere verdienmodellen garandeert; de witte overheersing die koloniale expedities legitimeert; het patriarchale systeem dat militarisme als macho-obsessie met zich meebrengt; en de overheersing van de natuur waardoor de destructieve grondstoffenwinning die achter zoveel oorlogen schuilgaat.

Dit alles kan door ingewikkelde analyses met veel voetnoten worden uitgelegd, en dat heeft nut. Maar laten we niet aarzelen om hiervoor korte, bondige en beeldende omschrijvingen te vinden die op een spandoek passen. Inderdaad. ‘Geen bloed voor olie!’ om maar eens iets te noemen.

Juist anarchisten snappen als het goed is dat achter de oorlog een systeem ligt. Juist anarchisten snappen dat vrede de sloop van dat systeem vereist. Maar anarchisten zouden ook kunnen inzien dat mensen stapsgewijs tot dat inzicht kunnen komen, van een nee tegen deze ene oorlog tegen een nee tegen dat hele systeem. Door zelf initiatief te nemen, kunnen we onze analyses tot prominent bestanddeel van een komende vredesbeweging maken. Dat zou die beweging verbijsterend veel effectiever kunnen maken.

Nee, we leggen onze analyses en strategie niet dwingend op aan mensen die wel in diplomatie, democratie en/of betere versus slechtere staten geloven. Dat zou autoritair zijn, onjuist maar uiteindelijk ook niet effectief. Strijd tegen oorlog heeft juist allerlei mensen nodig, ook mensen die het onderling zwaar oneens zijn. Laat de betere strategie winnen, maar dan door discussie en door gezamenlijk uitproberen, niet door dwang die mensen wegjaagt en bewegingen nodeloos versplintert. Geen door anarchisten uit de hoogte bestuurde vredesbeweging dus, verre van dat! Maar er is geen reden om onze aanpak bij voorbaat al tot een zelfgekozen marginale positie te beperken. Tegenwerking krijgen we al genoeg. Waarom zouden we ook nog ons zelf gaan tegenwerken?

Ik pleit er dus voor dat anarchisten niet afwachten of ze ergens aan mee kunnen doen dat door anderen wordt gelanceerd. Ik pleit er voor dat, als anderen iets lanceren dat volgens ons niet helemaal geweldig is, we dat wel zeggen maar intussen niet afzijdig blijven en proberen daarbinnen onze gezichtspunten naar voren te brengen en uit te proberen samen met wie dat wil. Maar ik pleit er nu vooral voor om zelf ook initiatief te nemen, en een vredesbeweging van de grond proberen te trekken die de moeite waard is. Eentje waar we onze afwijzing van staat, kapitaal, witte suprematie en kolonialisme, patriarchaat en seksisme, en de overheersing van de natuur, niet tot voorwaarde vooraf maken, maar al helemaal niet onder stoelen of banken steken. Want zonder die afwijzing in praktijk te vertalen, komt er simpelweg geen vrede.

Ja, de praktijk van die afwijzing betekent vroeg of laat revolutie, insurrectie, de hele mikmak. Niet van de ene dag op de andere, maar wel als perspectief. Revolutie, niet als eis aan elke deelnemer, als iets waar we het bij voorbaat over eens moeten zijn. Wel als richting waarvan we denken en zeggen dat de strijd die nodig heeft om haar doel te bereiken. Over de precieze vorm daarvan lopen de gedachten vast uiteen. En wellicht prefereer je een andere woordkeus. Dat kan. Daar kunnen we het allemaal over hebben. Maar zullen we, terwijl we dat doen, elkaar intussen wel even uit de afwacht-modus halen?

Okay, aan de slag dus. Wie doet er mee?