Vluchthuis-vluchteling opgepakt en na protest weer vrijgelaten

Het lijkt wel of deze pet alleen op de hoofden van racisten past
Het lijkt wel of deze pet alleen op de hoofden van racisten past

Onlangs fietste de vluchteling Ahmed Jawd met een andere vluchteling ‘s avonds naar het Haagse Vluchthuis, waar hij samen met zo’n 25 anderen woont. Onderweg werden ze tegengehouden door de politie. De agenten waren op inbrekersjacht en vonden de twee verdacht vanwege hun “buitenlandse uiterlijk”. Al snel kregen de dienders door dat ze de verkeerden aangehouden hadden. Maar toch arresteerden ze Jawd. Inmiddels is hij gelukkig weer vrij. Al eerder kregen vluchtelingen in Den Haag en in Amsterdam te maken met staatsracisme. Hieronder een verslag van Jawd en daarna van Monique van der Gaag, een van zijn ondersteuners.

Ik had soep gegeten bij vrienden en fietste met een andere vluchteling, Badr, naar het Vluchthuis. Omdat het regende, fietsten we snel door. Toen ik me zo’n twintig meter achter Badr bevond, naderde er een auto die me naar de kant van de weg dwong. Nadat ik was gestopt, zag ik dat het om een politieauto ging. Twee agenten stapten uit en zeiden tegen me: “Handen omhoog.” Ik was bang en stak mijn armen in de lucht. Een van de agenten pakte mijn portemonnee uit mijn broekzak. Hij riep: “Papieren!”. Badr kwam naar me toe en moest ook zijn papieren laten zien. Dat deden we. Na vijf minuten kwamen er nog vijf politieauto’s, en twee agenten op motoren. Mijn angst nam toe. Uit een van de auto’s stapten twee agenten, die hun collega’s lieten weten: “Dit is hem niet.” Ze bleken een inbreker te zoeken. De vijf politieauto’s en de twee motoragenten gingen weer weg, maar de twee agenten die me hadden aangehouden en mijn portemonnee met papieren hadden gepakt, bleven bij ons. Eén van hen zei: “Sorry”. De andere zei: “Jouw papieren zijn niet bekend in ons systeem. Je moet mee naar het politiebureau.” Badr had een IND-pasje met een V-nummer en een foto erop. Hij mocht doorfietsen. Ik niet.

Ik werd meegenomen en moest wachten in het politiebureau. De agenten vertelden me dat de vreemdelingenpolitie me wilde zien. Ik werd naar een cel gebracht. Daar heb ik de nacht doorgebracht. De volgende morgen werd ik overgebracht naar de vreemdelingenpolitie op het Stadhoudersplantsoen 24. Ik kwam daar om ongeveer 9:15 uur aan en werd naar een cel gebracht. Even later werden drie keer achter elkaar al mijn vingerafdrukken genomen, dus in totaal 30 vingerafdrukken. Ook werd er een foto van mij gemaakt. Een agent vroeg: “Jij komt uit Irak. Heb jij drie namen?” Ik zei: “Ik heb één naam.” Agent: “Hoe heet jij?” Ik: “Ahmed Jawd.” Agent: “Je hebt nog een naam: Ahmed Fab…” Ik: “Dat is ook mijn naam, mijn vaders naam, mijn opa’s naam. Mijn familienaam. Dat is normaal in Irak.” Agent: “Hoe ben jij naar Nederland gekomen?” Ik: “Ik ben in 2008 naar Nederland gekomen. Hoe dat is gegaan, dat kunt u in uw systeem zien.” Agent: “Maar jij kan het me vertellen.” Hij probeerde de druk op mij te vergroten. Ik: “Ik ben in 2008 in een vrachtwagen naar Nederland gekomen. Dat heb ik ook aan de IND verteld.” Agent: “Ik weet het. Waar is jouw paspoort?” Ik: “Ik heb geen paspoort. Dat mocht niet mee van de vrachtwagenchauffeur. Ik heb het in een tas gedaan die ik aan mijn vader heb gegeven. De tas is kwijtgeraakt. Ik kom uit Irak.” Agent: “Nee, jij komt niet uit Irak. Jij bent illegaal!” Ik: “Ik ben niet illegaal, ik ben vluchteling.” Ik liet hem een bewijs zien waaruit bleek dat ik in het aanmeldcentrum van Ter Apel was geweest om asiel aan te vragen. Toch geloofde hij me niet. “Als je me niet gelooft, dan kun je in het systeem kijken van de IND en van Ter Apel.” Agent: “Ik geloof het niet. Ik geloof jou niet, de IND niet, Ter Apel niet.” Ik: “Het papier komt uit Ter Apel. Het is van de IND, van de vreemdelingenpolitie. Ik heb het niet zelf gemaakt.” Agent: “Daar is geen politie. Je moet terug naar Irak.” Nadat hij even had nagedacht: “Jij bent geen Irakees.” Ik: “Ik ben Irakees. Ik kan niet terug naar Irak.” Agent: “Waar was jij vanaf 2010?” Ik: “Ik ben bang. Nederland stuurt Irakezen naar de gevangenis en slaat hen, zodat ze teruggaan.” Agent: “Ja, dat heb ik zelf ook gedaan.” Hij maakte met zijn armen een agressief gebaar. “Jij moet terug. Jij moet dit land verlaten. Ga naar een ander niet-Europees land.” Ik: “Ik kan niet terug.” Agent: “Jij moet terug.” Ik: “Ik ben vluchteling en ik verblijf in de gekraakte kerk.” Agent: “Jij mag niet naar buiten. Jij mag alleen binnen blijven in die kerk.” Ik werd teruggebracht naar de cel. De agent gaf me een papier met een Arabischtalige tekst. Er stond dat ik mijn naam, geboortedatum, de naam van mijn vader, mijn zus, al mijn familieleden, moest opschrijven. Dat heb ik gedaan. Toen werd de man echt boos op mij. Ik vroeg hem: “Waarom ben je boos?” Agent: “Ik ben niet boos. Ik ben normaal zo.” Maar hij was echt boos, met vuur in zijn ogen. Daarna heb ik nog een half uur of misschien langer in de cel zitten wachten. Ik wist niet hoe laat het was. Toen hebben ze me in een busje gezet en ben ik overgebracht naar een ander politiebureau. Daar heb ik de nacht doorgebracht. Toen ik wakker was geworden, kwam er een agente. Ze zei: “Kom.” Ze gaf me een papier. “Jij komt uit Irak. We kunnen jou niets maken. Je moet het land verlaten. Je bent vrij.”

Hieronder het verslag van Van der Gaag. Nadat Ahmed was opgepakt, ging ze samen met andere activisten naar het IND-kantoor om verhaal te halen. In de wachtruimte van het kantoor bleven ze hinderlijk aanwezig om het IND-personeel er voortdurend aan te herinneren dat Ahmed onmiddellijk vrij behoorde te komen.

Met Ahmed en Badr had ik soep gegeten. Om 21:00 uur ben ik naar huis gegaan, omdat ik de volgende dag moest werken. Ahmed en Badr fietsten later naar het Vluchthuis. Om 22:43 uur belde Ahmed me op: “Bel Badr, bel Badr, nu! Ik kan niet praten nu, mag niet!” Ik vroeg hem: “Ben je bij de politie?” Hij zei: “Ja, kan niet bellen. Doei.” Ik schrok en belde Badr. Ahmed bleek te zijn opgepakt door de politie en meegenomen naar het bureau. Ik belde een andere ondersteuner, Olivier, die al aan de lijn bleek te hangen met de politie. Een agent met wie Olivier contact heeft, adviseerde hem om bij het bureau langs te gaan en het dossier van Ahmed te laten zien. Misschien kon hij dan die avond nog vrijkomen. Ahmeds dossier lag bij mij thuis. Zo snel mogelijk haalde ik het op. Vlak voor 24:00 uur kwam ik bij het politiebureau aan, samen met Olivier. Daar werden de Iraakse papieren van Ahmed gekopieerd, maar hij kon er niet meer mee vrijkomen, zo liet men weten. Daarvoor moest er eerst contact zijn geweest met de vreemdelingenpolitie, maar die werkte niet meer na 23:00 uur. In het computersysteem van de politie stond vermeld dat de vreemdelingenpolitie Ahmed wilde spreken. De reden werd niet genoemd.

De volgende morgen was ik al vroeg wakker. Ik had slecht en weinig geslapen. Het had gesneeuwd en het was koud. Om 9:30 uur ging ik naar de IND. José, Patrick en Wilma waren gekomen om me te ondersteunen. We gingen bij de IND verhaal halen, wat men daar duidelijk niet op prijs stelde. De IND-ers vroegen me een paar keer of onze groep nog zou gaan groeien en hoe lang wij zouden blijven. Men vreesde een relletje. Ik vertelde dat het in hun handen lag wat we er zou gaan gebeuren. Als Ahmed vrij zou komen, dan zouden wij ook vertrekken. Anders zouden we hinderlijk aanwezig blijven in het IND-kantoor. Later voegden zich nog andere Vluchthuis-vluchtelingen bij ons. Al snel belde Ahmeds advocate me op om te vertellen dat de politie hem aan het verhoren was. “In de praktijk betekent dat bijna altijd detentie”, zei ze. De kans was dus groot dat Ahmed zou worden opgesloten in een illegalengevangenis.

De IND-ers werden duidelijk zenuwachtig van ons. Wilma haalde broodjes en fruit, en legde een picknickkleedje uit op de vloer van het kantoor. “Weg met die grafstemming. Vluchtelingen vrij!”, riep ze. Ze gaf me een broodje kaas. Dat deed me goed. Want ik voelde me slecht en stortte een beetje in, mede omdat ik nog niets had gegeten. Ahmeds advocate belde weer om door te geven dat ze de vreemdelingenpolitie had gewezen op de uitspraak van de Hoge Raad over Bagdad. Deportatie naar de Iraakse hoofdstad mag niet, volgens de rechter. Die uitspraak bleek de vreemdelingenpolitie nog niet te kennen. Ik vroeg haar of Ahmed zich sterk hield, of hij erop bleef aandringen dat hij onmogelijk kan terugkeren en dat hij eindelijk eens een toekomstperspectief wil. Dat bevestigde de advocate.

Na ruim vijf uur kwam een IND-medewerker ons duidelijk maken dat we konden gaan. Want Ahmed “gaat ook weg”, zo liet de IND-er weten. Ik kapte de man af, toen hij begon over uitzetting en “vrijwillige” terugkeer. Hij nam een dominante houding aan en zwaaide wild met zijn armen. We moesten zo snel mogelijk de wachtruimte uit, zo eiste hij. “Nee hoor, wij blijven hier op Ahmed wachten”, antwoordden we. “Dat kan niet”, antwoordde de IND-er. “We wachten hier tot hij wordt vrijgelaten. We hebben de afgelopen uren al laten zien dat we het geduld kunnen opbrengen om lang te wachten”, lieten we hem fijntjes weten. De IND-er vertelde dat Ahmed zou worden overgeplaatst naar Delft. Ik vroeg hem naar de exacte locatie, “want dan gaan we daar ook weer op hem wachten”. Ook dat bleek volgens de medewerker niet te kunnen. “Ja hoor, dat kan ik wel”, meldde ik hem. Hij vond me erg vervelend en liep weg. Patrick liep hem achterna om hem te wijzen op de nare toon die hij aansloeg. Uiteindelijk werden we gedwongen om naar buiten te gaan. Daar bleven we voor de deur staan, ondanks de regen. We werden voortdurend in de gaten gehouden door beveiligers. “Jullie gaan toch geen rotzooi trappen?”, vroeg een bewaakster toen we een picknickkleedje uitrolden. Na ruim een uur kwam er een busje naar buiten gereden. Daar bleek Ahmed in te zitten. Ik zwaaide uitbundig en had oogcontact met hem. Ik ben met twee vluchtelingen en een ondersteuner in de auto gesprongen en samen sjeesden we door Den Haag. Net nadat we bij het politiebureau waren angekomen, kwam het busje met Ahmed eraan. We zagen elkaar weer.

De volgende morgen haalde ik wat spullen van Ahmed op uit het Vluchthuis. Ik wilde graag wat kleren naar hem toe brengen. Op het moment dat ik naar het politiebureau wilde gaan om uit te zoeken of hij naar een illegalengevangenis in Zeist of in Rotterdam was overgebracht, ging mijn telefoon. Het was Ahmed. Hij was vrijgekomen! Ik ben zo snel mogelijk naar het centrum van Den Haag gegaan om hem op te halen.

In dit artikel zijn schuilnamen gebruikt.

Dit stuk is eerder verschenen op de website van Doorbraak.eu; auteur Harry Westerink.