Hoewel er nog omvangrijke stakingsacties in het verschiet lagen de komende decennia – de havenstakingen in Rotterdam van 1970 en 1979 bovenal wellicht – was het Bouwvakkersoproer van 1966 in Amsterdam waarschijnlijk de laatste grote proletarische opstand van de latere decennia van de vorige eeuw.
De boosheid van de bouwvakkers ging in de eerste plaats om de uitbetaling van vakantiebonnen. Die moesten geïnd worden bij de “erkende vakbeweging”, de NVV-bond in dit geval. Wie ze daar inde werd behandeld als niet-georganiseerd en werd “dus” twee procent gekort op de uitbetaling. Maar de Amsterdamse bouwvakkers waren niet ongeorganiseerd. Zij waren lid van de Algemene Bond van Werkers in de Bouwnijverheid, de laatst overgebleven bond van de opgeheven Eenheids Vakcentrale (EVC). Vakcentrale noch bond waren “erkend”, dat was al jaren zo, een organisatie die niet voldoende bereid was tot collaboratie constructief meewerken met de “werkgevers” kon niet op goedkeuring van hogerhand rekenen. De communistische partij had de EVC al eerder opgeheven, maar de ABWB bestond nog voort. Anderen waren aangesloten bij het Onafhankelijk Verbond van Bedrijfsorganisaties, dat men syndicalistisch zou kunnen noemen.
Deze merkwaardige regeling met strafkorting was net ingevoerd om het lidmaatschap van een “erkende bond” te belonen.
Oproerigheid hing wel in de lucht in Amsterdam in die dagen, rondom het huwelijk van Beatrix, de wekelijks uiteengemepte happenings op het Spui. Maar in dit geval had de politie van doen met boze bouwvakarbeiders. De uitbetaling op de avond van 13 juni liep uit op vechtpartijen en geram door de Mobiele Eenheid. De metselaar Jan Weggelaar kreeg enorme klappen op zijn hoofd en lag dood op de weg in de Marnixstraat ter hoogte van de Nieuwe Willemsstraat. Later werd gemeld dat Weggelaar aan een hartstilstand was overleden, een hartstilstand die uiteraard handjes geholpen is door de politie, maar dat mag men nog steeds niet zeggen. Als spreekbuis van de politie meldde De Telegraaf in zijn eerste editie dat Weggelaar getroffen was door een steen zoals die door zijn collega’s naar de politie werden geworpen. De woede over deze berichtgeving (die overigens alleen de eerste editie betrof, en daarmee wel ook de landelijke) leidde de volgende dag tot het beleg van het Telegraafgebouw aan de Nieuwezijds Voorburgwal, waarbij rollen krantenpapier en vrachtauto’s op straat in brand werden gestoken. Volgens dit fragment van het Polygoonjournaal, waarvan de partijdigheid afdruipt, werd er op den duur geschoten door de politie. Het mag dan een wonder heten dat er “slechts” een dode is gevallen, en dan nog op de avond tevoren. De oproerigheid “fuseerde” in de loop van de dag met de al eerder losgemaakte jongerenboosheid die gekanaliseerd werd in die dagen in het fenomeen Provo.
Tot mijn verwondering, om een ander woord te vermijden, is er nog steeds geen geschiedenis van de Eenheids Vakcentrale in zijn laatste jaren of van de bijbehorende bonden geschreven. Het kan moeilijk zijn archieven of andere geordende bronnen te vinden, maar is dat een beletsel? Mag ik jonge (aankomende) historici met interesse in de arbeidersbeweging vermanend aansporen hier wat aan te doen? En als de bliksem, nu er nog levende getuigen zijn.