Verkenningen christen-anarchistisch terrein deel 5: Voorlopers

In wat ik de klassieke tijd van het christen-anarchisme noem bij dezen – het fin de siècle – was het opsommen van voorlopers deel van de presentatie van eigen gedachtengoed en praktijk: het gaat hier om iets wat zo oud is dat het nieuw lijkt. En de geschiedenis van het ketterdom, zoals de officiële kerk en dus de macht het noemt, is doorspekt van verzet tegen de macht en tegelijk van gemeenschappelijk leven. Het zou dan beginnen met de vroegste christenen, die volgens het boek Handelingen samenleefden en alles gemeenschappelijk hadden. Als we ons hier al op historische grond bevinden is de vraag: wanneer en waarom hield die gemeenschappelijkheid op? Iets van die gemeenschappelijkheid ontwaarde men in kloosterorden, maar waarom en waardoor was dit niet het geval bij de “gewone” gelovigen? Is het de zondeval van het christendom?

Maar een belangrijke vraag is, ten aanzien van welke stromingen kan men van anarchisme spreken (avant la lettre, het woord moest nog uitgevonden worden)? Het instituut staat is alleen maar gegroeid en sterker geworden in de afgelopen eeuw, van wanneer dateert het echter, sinds wanneer was het niet meer mogelijk zich aan de staat te onttrekken of die te ontkennen of bestrijden? Friedrich Engels en Ernst Bloch zien de geest bij Thomas Münzer, voorman van de opstandige Duitse boeren. Maar ook de bekende mystici, zie Landauer over Eckhart, worden als communistische/anarchistische voorbeelden gezien (“communisme” was nog geen gestolen en besmeurd woord in het begin van de vorige eeuw). Dan zijn er de diverse bewegingen in de dagen van de Engelse burgeroorlog, waarvan de Diggers het bekendste voorbeeld zijn. Opmerkelijk is dat hieraan een nationalistisch trekje te bespeuren valt: het afwijzen van de door de Normandiërs gestichte “orde”, die met genocidaal wapengeweld is opgelegd in de elfde eeuw. Terug naar de echte Engelse situatie dus. En Winstanley, de bekendste schrijver uit Diggerskring, beroept zich eigenlijk alleen op oudtestamentische teksten, niet op het “evangelie binnen het evangelie”, de Bergrede.


Chumbawamba met de Diggers’ Song

In de Lage Landen loopt er tot de totstandkoming van het koninkrijk der Nederlanden een rode draad vanaf de Wederdopers, de rustiger Doopsgezinden (mennonieten) en remonstranten tot de duidelijk zich tegen de staat verzettende Christelijke Broedergemeente (gangbare betiteling: Zwijndrechtse Nieuwlichters) die als zodanig naar voren komt bij de mobilisatie tegen de Belgische opstand. Ik noem speciaal de in gemeenschap van goederen levende Labadisten, onder wie de eerste vrouwelijke student Anna Maria van Schuurman en de schilderes Maria Sibylla Merian, en het gezelschap der Collegianten, die aan volwassenendoop deden in de Rijnsburger Vliet (afbeelding). De Zwijndrechters – om ze zo maar te noemen – weigerden dienst in de oorlog tegen het opstandige zuiden, en de weigering werd min of meer gehonoreerd doordat ze hospitaaldienst moesten verrichten, nadat eerst enkelen van hen gevangen waren gezet en een hunner in de gevangenis was overleden.

Quack noemt hen de eerste moderne socialisten in Nederland en Nederland zou Nederland niet zijn als er niet een christelijk uitgangspunt was geweest. Misschien mogen ze dan de eerste Nederlandse christen-anarchisten heten. Kan men van anarchisme spreken voor staat en kapitaal de samenleving, waarvan tenslotte nog pas gisteren het bestaan ontkend werd door Thatcher, in hun greep namen? Omdat dit als een proces plaatsvond en -vindt lijken mij de zeventiende-eeuwse opstandelingen, vooral in Engeland, toch degenen die als eersten die naam terecht mogen dragen – achteraf.

Het grote voorbeeld voor Tolstoy – die een aparte aflevering ten deel zal vallen – was de prediker uit Massachusetts, Adin Ballou, die een eigen utopisch genoemde gemeenschap stichtte, de Hopedale Community. In Nederland, speciaal in het noorden en nog meer speciaal Drenthe, maakte H.C.J. Krijthe, modernistisch prediker en vrijdenker, “de profeet van Coevorden”, de geesten rijp.

Het naakte lichaam als politiek actiemiddel: Doechoboren, begin twintigste eeuw

Naast Ballou noemde Tolstoy de Doechoboren, Russische orthodoxen, verbannen naar gekoloniseerd Georgië, als inspiratiebron. Zij leefden (leven: er wonen er nog in Canada) bescheiden in gemeenschap van goederen, vegetarisch en geheelonthoudend en alle geweld afwijzend: de term christen-anarchisme is met betrekking tot hen, en Tolstoy die hun zaak op zich nam, voor het eerst gebruikt. Tolstoy had dan weer zijn eigen volgelingen in Rusland en vooral in Engeland, en hij inspireerde modernistische protestanten in Nederland tot het kiezen voor de richting christen-anarchisme, 1897, net iets eerder voordat Domela de Vrije Socialist oprichtte in plaats van Recht voor Allen (1898).

Dit is een schamel overzicht en dat moet het ook zijn. We zijn nu in de twintigste eeuw aangekomen, de eeuw van Ortt, Day en Maurin, Ellul, en – ik zou haar bijna vergeten te noemen – Simone Weil.

Zoals wellicht uit het bovenstaande blijkt is het onderzoek naar deze stroming maar net op gang gekomen, hierover het volgende deel van deze Verkenningen.

– Uitgelichte afbeelding: het trapje waarlangs men de Vliet betrad voor de wederdoop in Rijnsburg, als Collegiant (eigen foto AJvdK)