In 1649 begon Gerrard Winstanley met de mensen die True Levellers (Ware Nivelleerders) of Diggers (Gravers) werden genoemd met agrarische activiteiten op St. George’s Hill. De Diggers noemden de heuvel overigens George’s Hill, want iedereen is geroepen tot heiligheid.
Het ontginnen werd tot twee keer toe gewelddadig beëindigd door hen die machtiger waren dan deze vreedzame landbewerkers.
Er is een parallel met de Nederlandse christen-anarchisten die in 1899 hun collectieve agrarische onderneming begonnen in Blaricum, op land dat goedkoop was juist omdat het nauwelijks geschikt was voor agrarische doeleinden.
Zowel (St.) George’s Hill als Blaricum zijn nu oorden voor nouveaux riches. Het laatste vooral doordat de armoede van de dorpelingen ontdekt werd door een publiek dat het dorp leerde kennen door het nieuws over de kolonie. De armoede werd pittoresk gevonden en er kwamen veel kunstenaars op af, die deze armoede wilden vastleggen, en die tenslotte het dorp hebben overgenomen.
Met deze opening geef ik mijn theoretische positie weer ten aanzien van christen-anarchisme *) in het algemeen en de fin-de-siècle-variant in het bijzonder. Ik wijs beslist het idee af van een hele of halve eeuwwisselings-identiteitscrisis van de bourgeoisie, die kunstenaars, filosofen en andere niet-proletariërs tot het anarchisme zou hebben gebracht. Voorzover ik weet heeft Jan Romein als eerste dit idee naar voren gebracht in zijn Op het breukvlak van twee eeuwen. Zonder hier verder op in te gaan stel ik dat dit idee gegrond is op een bij Romein goed bespeurbare haat jegens het anarchisme. Een van de verdere redenen waarom ik dit idee afwijs is dat de fin-de-siècle-christen-anarchisten zich in een lange traditie in de geschiedenis van het christendom plaatsten. Als ik deze positiebepaling niet serieus zou nemen zou het mij niet de moeite lijken mij met hen bezig te houden. Zie de voorgaande afleveringen van deze reeks.
Gemakshalve zouden we kunnen spreken van christelijk anarchisme, maar het weerstaan of afwijzen van wereldlijke macht in naam van Jezus is zo’n achttien eeuwen ouder dan “het anarchisme”. De aanduiding anarchisme zou alleen gebruikt moeten worden voor strevingen in het tijdperk van de moderne staat, te beginnen met het Wederdoperdom op het Europese vasteland en zeker met radicale tendenzen in de Engelse Revolutie. Maar van de vroege Kerk tot aan het nieuw-monasticisme van nu kan de anarchistische draad ontwaard worden in de geschiedenis van degenen die kerkhistoricus Lindeboom de stiefkinderen van het christendom noemt.
Het Nederlandse christen-anarchisme kwam het eerst tot uiting in kringen van vrijzinnige theologen, destijds beter bekend als modernen, vooral in hun tijdschrift De Hervorming. De modernisten werden zeer getroffen door de confrontatie met barre armoede onder hen die hun trouwe gemeenteleden zouden zijn, door de nieuwe praktijk van het huisbezoek – geïnspireerd door de Engelse christen-socialist Arnold J. Toynbee. Deze betrokkenheid bij de armen is bekend geworden als Toynbeewerk. Deze cultuurschok is goed gedocumenteerd in De Hervorming en er werd in dat blad op hoog niveau gediscussieerd over de oplossing van de “sociale quaestie” – de betekenis van het socialisme, en hoe dit te verwezenlijken. De oorspronkelijke politieke oriëntatie van de meest modernistische theologen was liberaal, wat met zich meebracht dat zij niet aan de staat dachten als middel ter oplossing van de sociale kwestie. En dus was het anarchisme min of meer de voor de hand liggende keuze voor een tendens in het socialisme. Er was ook de combinatie van anarchisme en christendom zoals voorgestaan door Leo Tolstoy, die speciaal de radicale theologen (aangeduid als “de jongeren”) aansprak. De radicaalste onder hen, Henri van den Bergh van Eysinga – een neef van de grondlegger van het moderne anarchisme in Nederland, Sicco Roorda van Eysinga -, is samen met zijn broer G. A. van den Bergh van Eysinga, de belangrijkste naam die verbonden kan worden aan de Nederlandse Radicale Theologische School, die stelde dat Jezus van Nazareth nooit zelfs fysiek bestaan heeft. Van den Bergh van Eysinga sloot zich niet aan bij een christen-anarchistische organisatie en stierf net toen hij besefte dat de nieuwe zogenaamd socialistische staat in Rusland niet het aards paradijs was waarnaar hij verlangde.
Socialisme en anarchisme werden serieus besproken door theologen die wisten waar zij het over hadden in die dagen. De modernistische professor in de theologie Gunning gaf college over anarchisme in Leiden, waar hij stelde dat de enige echte vorm van “archisme” het volgen van Jezus zou zijn. De man die een theologisch-rechtse afsplitsing van de Nederlandse Hervormde Kerk begon, Abraham Kuijper, vroeg aandacht voor de sociale kwestie en betoogde dat waarschijnlijk de enige oplossing een vorm van christelijk socialisme zou zijn – een idee dat hij snel vergat toen hij eerste minister was geworden.
De eerste anarchistische prediker in Nederland was de man die bekend is als de Profeet van Coevorden, H.C.J. Krijthe, modernistisch theoloog en tegelijkertijd vrijdenker. Hij kan beschouwd worden als de man die vooral het Noorden van Nederland rijp heeft gemaakt voor het atheïsme, anarchisme en christen-anarchisme. Het atheïsme van die dagen dient opgevat te worden als een verwerping van de officiële kerkleringen, dus men moet het niet verwarren met de hedendaagse ideologische oprispingen.
Het Nederlands christen-anarchisme werd het eerst geuit in het modernistische tijdschrift De Hervorming vanaf ongeveer 1890 tot 1897. Deze uitingen gaan vooraf aan de oprichting van een parlementaire sociaal-democratische partij (1894) en verlopen parallel mer de ontwikkeling van een seculiere anarchistische beweging. Het christen-anarchisme, hoe klein het ook was, was van begin af aan een onafhankelijk nieuw verschijnsel in de arbeidersbeweging. Ds. Krijthe, boven genoemd, was zeker een van de vroegste Nederlandse anarchisten. Het meest vooraanstaande lid van zowel de vroege socialistische als de anarchistische beweging, Ferdinand Domela Nieuwenhuis, was predikant maar verliet de Kerk toen hij tot het socialisme was “bekeerd”.
Radicale dominees klaagden er over dat de ideeën van Tolstoy niet genoeg ruimte kregen in De Hervorming. Zij braken in 1897 geheel met dit tijdschrift en de organisatie van modernisten, de Nederlandsche Protestantenbond. Zij begonnen hun eigen tijdschrift, genaamd Vrede, dat onder verschillende titels zo’n vijfentwintig jaar heeft bestaan. De directe aanleiding was de weigering van J.K. van der Veer om opnieuw schuttersdienst te verrichten, waarbij hij zich beriep op Tolstoys interpretatie van het evangelie. Dit bracht Tolstoy er op zijn beurt weer toe zijn Les temps sont proches (“Het einde nadert!”) te schrijven. Van der Veer werd uitgever en redacteur van Vrede, dat officieel het orgaan van de christen-anrchisten heette.
*) Kortheidshalve stel ik nu dat christen-anarchisten een aparte synthese omhelzen die onder andere afwijzing van kerkelijk leergezag inhoudt. Zoals het maatschappelijke fenomenen betaamt onttrekt dit zich overigens aan definitie. Over een classificatie ben ik nog aan het denken.
“Religieus anarchisme” zou een ruimere term zijn, inclusief voor het jodendom, de islam, het taoïsme en veel meer. Peter Marshall stelt “spiritueel anarchisme” voor.
– Dit is een deel van de estafette-vertaling/bewerking van een artikel van mijn hand in Religious anarchism. Wie stilhoudt wordt vanzelf ingehaald door de actualiteit: sindsdien hebben we de schijnvertoning van “Vrij links” meegemaakt, een zoveelste oproep de moslims te lijf te gaan met een beroep op de “seculiere wortels van links”. “Links” heeft helemaal geen “seculiere wortels”. Deze reeks is begonnen naar aanleiding van een beschouwing van Peter Storm over die niet-seculiere wortels. Radicaal links weet waar haar wortels (radices) liggen.
Het christen-anarchisme is maar een klein deel van de onseculiere traditie, maar men moet ergens beginnen – en dat begin was in maart van dit jaar. Vervolgstukken zullen nu weer sneller komen.
1. Preambule.
2. Wieuwerd en de Labadisten
3. Van Woerdense Verlaat tot en met De Wilp