In tegenstelling tot de Griekse tweede ronde van 2015 heeft de Spaanse herhalingsoefening van gisteren 26 juni geen opzienbarende veranderingen opgeleverd ten opzichte van een half jaar geleden. De postfranquisten (tegenwoordig “conservatieven” genoemd) van de Partido Popular kregen een derde van de stemmen en zijn daarmee de grootste partij gebleven. De sociaal-democratische PSOE ging iets achteruit maar blijft de grootste oppositiepartij. Ciudadanos, een soort D66, is alweer op de terugtocht – en dan dierbaar Podemos.
De partij voortgekomen uit de beweging van de indignad@s van 2011 vormde een coalitie met de postcommunisten van Izquierda Unida, Verenigd Links, en zou hier wel eens een hoge prijs voor betaald kunnen hebben. De combinatie verliest in feite nogal wat aan kiezers en in totaal ook aan zetels. Het voorbijstreven van de PSOE is niet gelukt. La sonrisa de un país, de glimlach van een land, is uitgelopen op treurige gezichten. Ik laat ze maar zien via een tweet.
Unidos Podemos pierde un millón de votos frente al 20D https://t.co/dsYwjDBlqv Via @elcorreoweb
— Iván Atienza Sánchez (@ivanatienza_98) June 27, 2016
Coalitievorming zal nog steeds moeilijk zijn: Partido Popular en Ciudadanos hebben geen meerderheid, PSOE en Unidos Podemos ook niet. Regionale partijen zouden de doorslag kunnen geven maar van de vier grote partijen steunt geen enkele het streven naar meer autonomie zoniet onafhankelijkheid van Catalonië of Baskenland.
Niemand durft het openlijk te zeggen, maar op zijn Grieks zouden postfascisten en sociaal-democraten natuurlijk een coalitie kunnen vormen, ze hebben de afgelopen 35 jaar regelmatig stuivertje gewisseld zonder opmerkelijke breuken in het beleid. Net als in Griekenland zou het een bezegeling zijn van het einde van de tegenstellingen van een burgeroorlog maar het bevestigen van de klasseoorlog. Die niet via de stembus te winnen is door “hen aan de onderkant”.
Bron.