Smashing A Perfectly Good Guitar

Alhoewel dit volkomen buiten de orde van deze website valt, ga ik me er nu toch aan te buiten. Ik kan de wereldpolitiek even niet meer aan. Het gaat allemaal fout en ik kan er niks aan doen, en aan het volgende onderwerp ook niet weliswaar, maar het is even wat anders.

Ik bekeek deze video van The Who eerder vandaag:

Wat een geweldige band was het. Geweldige ritmesectie, en wat een goede geluiden wist Pete Towshend uit zijn gitaren te krijgen.

Maar op het einde krijg je dus weer die scène dat Townshend een gitaar kapot beukt.

Ik kan in dat verband alleen maar dit nummer plaatsen:

Pete Townshend en Jimi Hendrix hebben de trend gezet. Die trend is ook wel weer verdwenen na verloop van tijd, overigens. Ritchie Blackmore was er ook zo een. Gitaren in versterkers rammen. Om maar te laten zien hoe wild ze wel niet waren en nergens om gaven. Achterlijk, puberaal gedrag. De puberteit van mannen eindigt vaak pas rond hun dertigste en bij sommigen nooit.

Alledrie waren/zijn het fantastische muzikanten overigens, dus waar hadden ze dat voor nodig? Nou ja, omdat het zijn van fantastisch muzikant lang niet altijd genoeg is om door te breken, dat is een ander probleem.

Toch kan ik het niet hebben.

Vooral die dure Gibsons die Townshend vernietigde. Kijk, er is een verschil tussen een Gibson en een Fender.

Mijn vriendin Mary heeft niet zoveel met gitaren op als ik, zacht uitgedrukt, maar luistert wel goed naar wat ik niettemin over dat onderwerp ongewild over haar uitstort, dus kreeg ik bij een zekere verjaardag deze twee reproducties van de patentaanvragen voor een Gibson Les Paul en Fender elektrische solid body gitaar van haar:

Eigen foto Laurent

Gibson was van oudsher al een muziekinstrumentenfabrikant. Van oorsprong een die violen fabriceerde, toen mandolines. En toen dacht dat die gewelfde bovenkant van violen misschien ook wel leuk werkte voor gitaren. Op een zekere manier deed het dat ook wel. Je kreeg er een kort, percussief geluid mee. Men maakte steeds grotere gitaren, om nog maar enigszins hoorbaar te blijven in die big bands.

En toen werden in de jaren veertig die aldus gefabriceerde jazzgitaren met een elektrisch element versterkt door Gibson, waarna er ineens zoiets als een sologitarist in een big band kon optreden. Zoals de befaamde Charlie Christian. Charlie Christian werd door een bevriende muzikant in Benny Goodmans big band aanbevolen, maar Goodman voelde er niets voor. Dus bij zijn auditie koos hij bewust een aantal stukken met heel veel toonsoortwisselingen erin (Goodman stond niet bekend als een prettig persoon) zodat Christian de fout wel in moest gaan. Alleen gebeurde dat dus niet, waarna hij aangenomen werd. Met zijn versterkte Gibson L4.

Al gauw begon er een vervelend probleem op te treden met die versterkte gitaren, namelijk het rondzingen van het geluid. Het geluid van de versterker bracht het bovenblad van de gitaar in beweging, dat weer versterkt werd via het elektrisch element, enzovoorts enzovoorts.

Een zekere Les Paul, een simplificatie van zijn oorspronkelijk Duitse naam Lester Polsfuss, kwam op het idee dat die elektrische elementen dan op een massief blok hout te monteren. Hij werkte voor Gibson op dat moment, maar Gibson voelde er niet veel voor. Les Paul was trouwens veel meer een electronicus dan een gitaarbouwer.

Later werd een van de twee bekendste elektrische gitaren naar hem genoemd, de Gibson Les Paul. Maar de gitaar in kwestie was in feite ontworpen door een zekere Ted McCarty bij Gibson. Echter, de naam van de in de jaren vijftig zeer populaire muzikant Les Paul was lucratief om eraan te verbinden. Een misschien wel belangrijkere uitvinding die Les Paul heeft gedaan is die van het multi-track opnemen. De man had beslist ideeën, en was bovendien een uitstekend gitarist.

Bij Fender had inmiddels hetzelfde idee post gevat. Leo Fender, de oprichter van het bedrijf, was van origine een radioreparateur, een electronicus. Hij speelde geen gitaar.
Dat ontwerp werd een gitaar die later als de Fender Telecaster bekend werd (aanvankelijk Broadcaster geheten, maar de drumsfabrikant Gretsch had die naam al, en intussen is Gretsch eigendom van Fender, maar dit terzijde). Maar ook had Leo bedacht dat een elektrische gitaar modulair opgebouwd moest worden, met makkelijk vervangbare onderdelen. Zoals onder andere de hals, een altijd kwetsbaar punt voor gitaren qua kromtrekken of breuk. Dus wat deed Leo? Hij monteerde de hals simpelweg met bouten aan de kast.

Dit was aanzienlijk lomper dan de ingelijmde halzen van Gibsons, met hun geleidelijke overgang van hals naar kast, in plaats van de rechte hoek die je linkerhand ontmoet als je hoog op de hals speelde (zie de eerdere afbeeldingen). Maar ook veel goedkoper om te maken. Tegewoordig zijn er ook elegantere aangeschroefde halzen, trouwens.

Ook liep de kop van een Fender rechtdoor vanuit de hals gezien, terwijl de kop van een Gibson onder een hoek 17 graden staat tov de hals (wederom, zie de eerdere afbeeldingen). Dat laatste is traditioneel de manier om de snaren met voldoende druk over de topkam te laten lopen. Maar je hebt dan wel meer hout nodig om die hals te produceren. Fender loste dat op door een paar metalen haakjes op de kop te plaatsen waarmee de snaren omlaag gedrukt werden. Wederom, niet zo elegant maar het werkte wèl.

Dus Gibson heeft de elektrisch versterkte gitaar op de markt gebracht, maar Fender heeft vooral de innovaties erna gerealiseerd (zoals vooral ook de elektrische bas, die het geluid van rock- en popmuziek volledig veranderde, en met hun prachtig klinkende versterkers).

Maar goed, om na dit college gitaarbouw even terug te komen op het oorspronkelijke onderwerp: dat je een gitaar kapotslaat is om te beginnen al verwerpelijk. Zelfs met de meer industrieel vervaardigde Fenders, want ook dáár is aandacht aan besteed. Het zijn geen volledig machinaal vervaardigde producten, ook daar hebben mensen individueel aandacht aan besteed.

Bij Gibsons is dat nog meer het geval. Een ingelijmde hals, zoals die hebben, vereist aandacht en precisie. En als je het verkeerd hebt gedaan kost het vele uren om te herstellen, in tegenstelling tot een geschroefde hals.

Dus ja, als ik Pete Townshend dan een prachtige, wijnrode (nota bene mijn favoriete kleur!) Gibson Les Paul tegen de grond zie beuken, kan ik dat niet goed hebben. Ik kan er niet tegen als het integere, harde werk van mensen dat aan zo’n product verricht is zomaar kapotgemaakt wordt. Het is niet alleen kapitaalvernietiging, maar ook onrespectvol om dat werk te vernietigen. En bovendien had iemand anders die gitaar kunnen gebruiken.

Dit laatste is een probleem waar ik nu al over nadenk: wat te doen met al mijn gitaren als het moment aangebroken is dat ik ze niet meer kan gebruiken of weet dat ik er op afzienbare termijn niet meer zal zijn? Het is niet dat het erfstukken van onschatbare waarde zijn, maar er zijn er wel bij die zeker van enige, vooral ook muzikale waarde zijn.

Kapotslaan is geen optie, in elk geval.