Na de slachting in Connecticut: belang en traditie achter recht op wapenbezit

De schietpartij in Connecticut – 27 doden, waaronder 20 kinderen, de moeder van de schutter, en uiteindelijk de schutter zelf – heeft, naast immens verdriet, ook een discussie op gang helpen brengen. Waar komt zoiets vandaan, en hoe is zulk geweld in de toekomst te voorkomen? Wat is in dit verband de rol van de de ‘wapenlobby’, en waaraan ontlenen hun argumenten hun weerklank?

Veel van de discussie is tamelijk eendimensionaal. Je hebt mensen die zeggen dat de beschikbaarheid van gevaarlijke wapens het probleem is, en gun control dus de oplossing. Je hebt anderen die daar tegenin brengen dat het niet geweren zijn, maar mensen, die mensen om het leven brengen, en dat je moet kijken naar zaken als de geestelijke gezondheid van opgroeiende mensen die sommigen van hen tot moorddadige waanzin brengt. Weer anderen wijzen op de rol van grootschalig geweld in de Amerikaanse maatschappij, die altijd wel ergens oorlog aan het voeren is, en waarin bloedvergieten op TV en in computervermaak tot het standaardrepertoire behoren. Niet gek dat grof geweld een logische reactie wordt van degenen die zich, om wat voor reden ook, opgefokt, miskend en woedend voelen. De meesten beheersen weliswaar die woede. Een enkeling dus niet. Nog weer anderen duiden de enorme en immer groeiende sociale tegenstellingen in de VS als kernfactor aan, gecombineerd met het feit dat slachtoffers van deze spanningen vooral op zichzelf zijn teruggeworpen omdat het hele idee van solidariteit tussen mensen is ondermijnd. Wie doordraait, richt de agressie dan maar al te gauw, niet enkel op hogerhand, overheid , directies en dergelijke, maar op de maatschappij als zodanig. Daarmee is iedereen potentieel doelwit van doordraaiende opgefokte mensen bij wie de stoppen doorslaan.

Geen van deze reacties zijn onzin. Maar ze zijn wel allemaal erg incompleet, en wekken de schijn dat er een éénduidige oplossing zou kunnen zijn. Die is er niet. Tegelijk is één ding wel duidelijk: de georganiseerde weerstand tegen gun control, tegen het moeilijker maken voor mensen om aan vooral zwaarder schiettuig te komen, is weerzinwekkend en draagt bepaald niet bij aan wat voor serieuze soort van oplossing dan ook. De reactie van Wayne Lapierre, de baas van de National Rifle Association (NRA), is tekenend. Geen maatregelen tegen particulier wapenbezit, maar bewapende politie-eenheden op scholen. “Het enige wat een ‘bad guy’ met een wapen stopt is een ‘good guy’ met een wapen”.  Vrouwen, goed of slecht, komen in het verhaal van de ‘guys’, goed of slecht, al helemaal niet voor, hetgeen ook nog eens de macho-kant van dit soort geweerverheerlijking laat zien.

Het kan echter nog wel gekker. Hier en daar weerklonken na de moordpartij oproepen van vuurwapenfanaten om docenten van geweren te voorzien. Duikt er dan iemand in de klas op die de kinderen met een vuurwapen bedreigt, dan kan de onderwijzer(es) het vuur openen, en een massamoord voorkomen, zo is de redenering blijkbaar. Klassenstrijd wordt zo wel erg letterlijk omgevormd tot gewapende strijd in de klas. In Zuid-Carolina en Virginia wordt gedacht aan wetten die bewapende docenten mogelijk maken. Als het zover komt, dan is het macabere vervolg bijna voorspelbaar: docent draait door, vanwege werkdruk en stress, neemt zijn geweer – legitiem in zijn bezit volgens zo’n wet – mee de klas in, en begint leerlingen neer te maaien. Gaat de wapenfanaten dan pleiten voor het bewapenen van kinderen tegen en eventueel doordraaiende docenten? Jong geleerd, oud gedaan? Het is een obscene logica. Ook het pleidooi voor gewapende eenheden om scholen te beveiligen, overtuigt allerminst. Een artikel in Mother Jones wijst op twee eerdere schietpartijen, in Virginia Tech en in Columbine. Op beide locaties waren bewapende bewakers aanwezig, op Virginia zelfs een soort commando-eenheid.. De doodgeschoten slachtoffers zijn er niet minder dood om.

De waanzin van dit soort ideeën zou evident moeten zijn. Vraag die zich opdringt: wat geeft dit soort waanzin zoveel kracht en weerklank? Wat verklaart de macht van de wapenlobby in de VS? Die macht wortelt in ideologie, in de geschiedenis maar vooral ook in economisch belang. Het gaat om de waarde die gehecht wordt aan wapenbezit als een recht, dat verankerd zou zijn in de Amerikaanse grondwet. Het gaat om traditie die verwijst naar de onafhankelijkheidsstrijd van kolonisten die, geweer in de hand, de Britse koloniale macht bestreden. Het gaat om traditie die verwijst naar de strijd van kolonisten – soms letterlijk dezelfde kolonisten – die, wapens in de hand, de oorspronkelijke bewoners van het land verdreven en tegenaanvallen van die bewoners met kogels beantwoordden. Vrijheidsstrijd en landroof vormden het tegenstrijdige historische mengsel waar de Amerikaanse staat zich op grondvestte. Dat mengsel geeft de hang naar wapenbezit van heel Amerikanen zo’n grote emotionele lading dat veel van hen oprecht denken dat ze zonder dat recht in een soort slavernij zouden vervallen. De ideologische en historisch-traditionele factoren moeten door degenen die de wapenlobby terecht een snelle dood toewensen, goed onder ogen gezien worden. Met het wegwimpelen ervan als enkel domheid en waanzin komen we er in. De domme waanzin vereist zelf duiding, verklaring.

Dat de gehechtheid aan wapens onder veel Amerikanen zo sterk is, heeft echter ook een veel plattere banale reden: economisch gewin van meerdere lucratieve bedrijfstakken. Die wapentroep wordt gepusht zoals sigaretten door tabaksfabrikanten worden gepusht, voor geldelijk gewin. Het aantal antecedentenonderzoeken (background checks) dat de FBI in 2012 deed bij mensen die een wapen wilde kopen, bedroeg 16,5 miljoen. Dat komt neer op minstens 16,5 miljoen verkochte schietwapens, maar mogelijk veel meer, want sommige mensen willen méér dan één wapen aanschaffen. Het is een gemiddelde, in werkelijkheid heeft 47 procent van de bevolking één of meerdere schietwapens, en meerdere wapens per persoon is niet uitzonderlijk. Het totale bedrag dat in deze wapensector omging bedroeg in 2012 zo’n 31,8 miljard dollar. Er zijn pakweg 310 miljoen schietwapens in omloop, ongeveer een per persoon. In 1968 was dat nog maar een schietwapen per twee personen. De omzet van de wapenindustrie – voor de particuliere markt, we hebben het niet over de tankls, straaljagers en raketten die het Pentagon afneemt – bedraagt volgens een onderzoek 6 miljard dollar in 2012. In 2010 werden in de VS 5,5 miljoen van deze wapens vervaardigd, een fractie minder dan het jaa ervoor toen echter een grote groei ten opzichte van het haar dáárvoor werd geboekt. Er hangen goedbetaalde banen van af: 987.500 mensen werken in fabrieken die dit schiettuig maken. Het is geschoold, weinig geautomatiseerd en goedbetaald werk, met een gemiddeld salaris van 140.000 dollar (al weet ik niet of daarin ook de beloning van directieleden en eigenaars is meegewogen). Dan zijn er nog de winkeliers: er zijn meer dan 50.000 zaken waar schietwapens worden verkocht. De grootste van deze profiteurs? Het warenhuis Walmart dat er er vijf jaar lang mee was gestopt maar er in 2011 weer mee is begonnen. Zo’n beetje alsof je naar de HEMA kunt gaan op een geweer aan te schaffen, zo vanzelfsprekend is zoiets klaarblijkelijk.

De met particulier wapenbezit verbonden economische belangen raken weliswaar niet de kern van de Amerikaanse economie: vergeleken bij de bankensector, de verzekeringen en de wapenindustrie die aan het Pentagon levert, is het geen enorme bedrijfstak. Maar de economische belangen ervan zijn toch aanzienlijk, en vertalen zich in politieke macht. Het is de wapenindustrie die in afgelopen jaren gezorgd heeft voor 74 procent van de geldstromen die de NRA vanuit bedrijven krijgt, aldus een rapport van het Violence Policy Center, zo is te vinden in een artikel waar het al vermelde stuk uit Mother Jones naar verwijst. Kort gezegd: het moet makkelijk blijven voor mensen in de VS om aan machinegeweren en dergelijke te komen zodat ze schoolklassen kunnen leegmaaien omdat dit goed is voor ondernemerswinsten van wapenbedrijven.

Zo simpel is het. Maar toch weer niet helemaal. Want zonder de ideologische invloed die het idee dat wapenbezit een recht is, en zonder de historische erfenis die deze invloed ogenschijnlijk legitimeert, zou de weerstand tegen de wapenlobby groter en vooral ook effectiever zijn. Amerikanen kopen die wapens immers niet omdat ze bedrijven aan winst willen helpen, maar omdat ze wérkelijk denken dat ze er een vitaal vrijheidsrecht mee uitoefenen dat in de Amerikaanse traditie past. We moeten die ideologie en historische erfenis dan ook wat nader bekijken. De verkenning begint bij het grondwetsartikel waar wapenliefhebbers naar verwijzen, het Tweede Amendement. Een enkele opmerking vooraf over die grondwet en wat er aan hangt, op basis van Wikipedia. Je hebt de grondwet zelf, bestaande uit een preambule en zeven artikelen. Daarnaast is er de Bill of Rights, een reeks van tien amendementen, toegevoegd in 1791. Later zijn er meer amendementen toegevoegd, zodat er nu 26 amendementen zijn. Ons gaat het hier om het Tweede Amendement uit die Bill of Rights. Dat luidt, volgens de vertaling die Wikipedia ervan geeft , als volgt: “Aangezien een goed geregelde militie nodig is voor de veiligheid van een vrije staat, zal geen inbreuk gemaakt worden op het recht van het volk om wapens te bezitten en te dragen.”

Enkele dingen springen er al uit. Geen inbreuk op het recht wapens te bezitten is nog niet hetzelfde als geen inbreuk op het recht om welk wapen dan ook te bezitten. Het volk mag wapens dragen, maar welke wapens wel en welke niet, daarover zegt het artikel niets. De NRA-types die uit dit artikel het recht afleiden om zware automatische wapens in je schuur te hebben staan, praten onzin, en niet alleen omdat er in 1791 nog helemaal niet van zulke wapens waren. Met evenveel ‘recht’ zou je uit het Tweede Amendement een recht om tanks op te stellen in je tuin, kruisraketten vanaf je balkon in stelling te brengen en meer van dat fraais kunnen destilleren. Het volk mag wapens dragen volgens het amendement. Maar niet ieder wapen zonder enige restrictie. Het amendement is geen erkenning van onbeperkt wapenbezit, en interpretaties in die richting zijn absurd, als we al op basis van staatsrechtelijke argumenten zouden willen werken. Ik doe dat niet, maar ik ga wél in op de argumentatie van degenen die dat wel doen. En die rammelt dus.

Belangrijker is echter de motivatie voor het recht op wapenbezit. Dat wordt gefundeerd in de noodzaak tot een goed georganiseerde militie, een vorm van militaire eenheid vanuit de bevolking zelf. Simpel gezegd: in dorp X hebben alle volwassenen – alle volwassen mannen, vrouwen bestonden grondwettelijk gezien amper – een geweer in de kelder, omdat ze nu en dan in groepsverband daarmee oefenen om er in groepsverband indringers mee te verdrijven, of samen met milities uit buurdorpen het Britse leger te lijf te gaan, mocht dat alsnog de zojuist vrij geworden koloniën weer willen inlijven. Zo’n militie werd ook nodig geacht om de macht van het volk te versterken tegenover nieuwe leiders van de zojuist vrijgevochten Amerikaanse republiek, mochten zulke nieuwe leiders despotische macht naar zich toetrekken en dictator proberen te worden. Het weerspiegelt de wantrouwige geest van kolonisten tegen al te sterk gezag van hogerhand. Daarvan hadden ze hun bekomst. In de Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd waren wel degelijk anti-autoritaire impulsen herkenbaar op militair en politiek gebied, en het idee van zo’n militie – tegenover een staand beroepsleger bijvoorbeeld – hing hiermee samen. Het recht op een eigen geweer hing samen met de noodzaak om, als deel van de militie, voor de zojuist verworven vrijheid te kunnen vechten. Zonder zo’n militiestelsel is het recht echter tamelijk zinledig. Preciezer gezegd: over een absoluut recht op eigen wapenbezit, los van zo’n militiestelsel, spreekt het Tweede Amendement zich helemaal niet uit. Het gebruik van dat amendement om er een absoluut privé-recht op schiettuig mee te onderbouwen is dus nogal onhistorisch en oneigenlijk.

Maar het militiestelsel had een andere kant, die ons een stuk dichter bij het huidige wapenbezit en haar wortels brengt. De Amerikaanse koloniën hadden milities, allang voordat ze zich vrijvochten van het Britse gezag. Dat gezag had een flink stuk van de openbare macht uitbesteed aan plaatselijke bestuurders, die voor een deel zelfs al gekozen waren. Die bestuurders handhaafden hun orde – in lijn met wat het Britse bestuur eiste, maar grotendeels wel op eigen houtje. Die militie trad op tegen relletjes en opstanden dergelijke, en was in die zin gewoon een staatsorgaan. Ze had nog een belangrijke rol: oorlog voeren tegen de oorspronkelijke bewoners, de Indiaanse gemeenschappen op wiens gebieden de kolonisten hun maatschappij aan het bouwen waren. Als er een Indiaans dorp moest worden aangevallen, dan gebeurde dat veelal niet door het Britse leger, maar door bewapende kolonisten zelf, georganiseerd als een soort militie. Als Indiaanse strijders vergeldingsacties ondernamen, kolonisten ombrachten, blokhutten aanvielen, dan was het de militie die gealarmeerd werd, of voor de gelegenheid geformeerd. Die ging dan meer dan eens het dichtstbijzijnde Indiaanse dorp platbranden en de bewoners afmaken. Als dit soort zaken dan tot een grotere oorlog met Indiaanse gemeenschappen leidden, dán ging er een noodoproep naar het Britse gezag om soldaten te sturen. Maar het frontlijnwerk van oorlogvoering en wat tegenwoordig etnische zuivering heet, dat deden kolonisten zelf, veelal via milities in één of andere vorm.

Waar het Tweede Amendement spreekt over “de veiligheid van een vrije staat” slaat dat vermoedelijk op zowel de vrijheid van mensen in die staat tegenover despotisme, als op de veiligheid van die staat tegen Indiaans verzet. Eén van de verwijten die degenen die naar onafhankelijkheid streefden, aan het Britse gezag richtten was het verwijt dat dit gezag te weinig krachtdadig optrad tegen het Indiaanse ‘gevaar’, of zelfs de Indianen hielp en aanmoedigde. Dat verwijt is zelfs tot de beroemde Onafhankelijkheidsverklaring waarmee de strijd tegen het Britse bewind in 1776 officieel mee werd ingeluid, doorgedrongen. Als één van de verwijten aan de Britse koning – verwijten waarmee het streven naar onafhankelijkheid gemotiveerd werd, lezen we: “hij heeft (…) getracht tegen onze grensbewoners de meedogenloze indiaanse wilden op te zetten, wier strijdmethode, zoals bekend, bestaat in het afslachten van iedereen, ongeacht leeftijd, geslacht, rang of stand.” Als die verdomde Indianen zich nou nog aan standsverschillen hadden gehouden, nietwaar? En natuurlijk slachtten milities van kolonisten héél selectief als ze dorpen van Pequots, Wampanoags, Delawares en hoe al die geterroriseerde gemeenschappen maar mochten heten, in de fik staken en erger. En dat Indianen veel aanmoediging van de Britse koning nodig hadden om zich tegen het settler kolonialisme van de Amerikaanse staat-in-wording te weren, kunnen we ook betwijfelen. De traditie om vijandigheid te wijten, niet aan rechtmatige grieven maar aan de intriges van een buitenlandse macht, is dus minstens zo oud als de Amerikaanse staat zelf.

Hier zien we dus de vanaf het begin nogal dubbele context van het militiesysteem waar het Tweede Amendement naar verwijst. Enerzijds een radicaal-democratisch fenomeen, gericht tegen koloniaal gezag en de dreiging van despotisme. Anderzijds vooral ook een koloniaal gezagsorgaan, tegen binnenlands ‘oproer’ en vooral tegen de Indiaanse bevolking, wiens verdrijving de voorwaarde was voor de zich vormende Amerikaanse staat. Wapens in handen van het volk betekende: wapens in handen van kolonisten die land roofden en die roof dag in dag uit wilden kunnen verdedigen tegen de voormalige bewoners en vruchtgebruikers van dat land. Omdat Indiaanse tegenaanvallen vaak plotseling plaatsvonden, en zich richten tegen afgelegen nederzettingen, was er niet altijd tijd om een militie op de been te brengen. Dan kwam het aan op afzonderlijke kolonistenfamilies en hun wapens. Hier zien we wèl een precedent voor het soort legitimatie van eigen wapenbezit, om eigen huis en familie te kunnen verdedigen zonder op de politie te kunnen wachten. Dat staat echter met de verwijzing in het Tweede Amendement naar die goed  georganiseerde militie al op gespannen voet.

Het vrijheidsidee waar voorstanders van wapenbezit, schermend met dat Tweede Amendement, zo mee zwaaien, is dus doortrokken van een gewelddadige koloniale en racistische erfenis. Van de radicaal-democratische impuls die af en toe ook merkbaar was in het militie-idee, is weinig tot niets meer over. Het idee dat het recht op privé-wapenbezit zoals dat in de VS wordt gepropageerd een soort verwrongen democratische verworvenheid is, dient dan ook op zijn allerminst zeer sterk gerelativeerd te worden. Dat recht vandaag de dag onverkort verdedigen, zonder acht te slaan op de context waarin het tweede Amendement geformuleerd werd, en zonder de koloniaal-agressieve rol die militie en volksbewapening in de Amerikaanse geschiedenis speelden, valt niet met goed fatsoen vol te houden. Ook niet voor een anarchist als ik die de staat verwerpt en op zichzelf het monopolie van de staat op geweldsmiddelen afwijst. Het recht van individuele burgers om met machinegeweren rond te lopen is het recht van burgers om zich als autoriteit te gedragen tegenover degenen zonder zo’n wapen, en dus inherent al verwerpelijk. Of gun control daarop een bevredigend antwoord is, dat is een ander verhaal. Misschien binnenkort meer daarover.

Dit stuk is eerder verschenen op de website Ravotr van Peter Storm. “Toch een ‘echt’ artikel. Ik kon ‘t niet laten…”

3 gedachten over “Na de slachting in Connecticut: belang en traditie achter recht op wapenbezit”

  1. voor de oudjes onder de lezers;

    die amerikanen zyn die aardige kauwgum uitdelende mannetjes die ons land bevryden van de nazis en ons beschermden tegen de boze russen en communisten.
    dank duizend maal dank.

    dat ze vreemd genoeg honderden bases over de hele wereld hebben ook in bevriende landen was toch nodig tegen de terroristen???? vraag maar aan geert.
    het land vd vryheid waar meer mensen in de bak zitten dan in hitlerduitsland of stalinrusland.

    het land vh neoliberalisme waar je maar beter niet ziek kan worden of werkeloos zyn.

    EN het land waar de regering ernstige kritiek heeft op ons in hun ogen overdadig sociaal stelsel de zg. nannystate.

    waar is de nederlandse staatsman of vrouw die de uSA eens de waarheid zal zeggen??

Reacties zijn gesloten.