Mijn moeder en hij hadden het Waterlooplein gemeen. En de zwerfkatten. Maar de vriendschap (“kennissen” was je op die leeftijd in die tijd, nog trouwens, jaren later) bekoelde toen Pointl een kat liet inslapen met een zwarte vlek onder de neus en een naar voren neigende zwarte vlek op de kop. Deed hem aan Hitler denken en hij kon het niet aanzien. Moeder boos. Ik wil voor beiden begrip opbrengen al kon die arme kat het echt totaal niet helpen, nee.
Frans Pointl schreef net als ik en nog wat lieden voor het gratis maandelijks opinieweekblad La Ligna, voordat hij beroemd werd met De kip die over de soep vloog. Toen de hoofdredacteur/uitgever dreigde met betalen voor stukken maakte deze het maar meteen uit, dat scheelde weer geld. Maar Frans is redelijk goed terechtgekomen, naar verhouding.
Sommige van zijn stukken moeten in de bundel terecht zijn gekomen. Uit wat ik van mijn moeder over hem gehoord heb is deze profielschets een redelijk goede benadering. Mijn persoonlijke raakpunt met hem was dat mijn moeder tegen hem stampvoette dat ik geen cent kreeg voor de stukken die ik in bovengenoemd blad schreef (een specialiteit van schrijver dezes trouwens). Hij zei: als ik een zoon had die zulke stukken schreef zou ik trots op hem zijn. Daar had mijn moeder geen last van.
Dank, nooit-ontmoete collega voor die aardige woorden, en dank voor je bijdragen aan de Nederlandse letteren, die losgezien zouden moeten worden van zoiets als het gelinkte artikel. Maar zo is het nu eenmaal, dezer dagen. En rust zacht.
Ik zie dat je Ik droomde dat ik Jan Arends was als bundel hebt geschreven, in heel kleine oplage verschenen. Doe hem de groeten, daarnamaals…