“Het stakingsrecht mag niet in de weg staan van het recht op werken”, zo luidt het na elke vakbondsactie. Maar waar komt dat ‘recht op werken’ vandaan? En bestaat het eigenlijk wel?
Eind oktober 2015 citeert De Standaard Kris Peeters: “De uitoefening van het stakingsrecht moet aangepast worden aan het huidige maatschappelijke draagvlak. Mensen hebben er steeds meer problemen mee. Ze willen bij een staking hun recht om te werken gebruiken, maar dat lukt niet altijd.”
In Het Laatste Nieuws lezen we dat Open Vld en N-VA, bij monde van kamerleden Egbert Lachaert en Zuhal Demir, het “recht op werken” bij wet willen vastleggen, zonder daarbij “aan het stakingsrecht te raken.” Maar wat wordt precies bedoeld met het recht op werken?
Internationaal recht
Veel aspecten van onze maatschappij zijn opgebouwd rond het internationaal recht. Eén van de belangrijkste documenten hierin is de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM, 1948) van de Verenigde Naties. In artikel 23 lezen we het volgende: “een ieder heeft recht op arbeid, op vrije keuze van beroep, op rechtmatige en gunstige arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid.” Dit is opgenomen in de Belgische grondwet.
Deze zin in de UVRM en in de Belgische grondwet gaat over het recht op een job, het recht op bestaanszekerheid, op een menswaardig leven. Het gaat niet over het recht van een werknemer om ’s morgens ongestoord op het werk aan te komen. Over het zogenaamde ‘recht op werken’, waarover beleidsmakers de jongste tijd de mond vol hebben, wordt in het recht met geen woord gerept. Kortom, het ‘recht op werken’ bestaat niet.
(Lees verder bij de bron van dit artikel)
Via:: dewereldmorgen.be