Raoul Vaneigem: Brief aan mijn kinderen en aan de kinderen van de wereld in aantocht

Van de vertaler: Brief aan mijn kinderen, de Nederlandse vertaling  van Lettre à mes enfants et aux enfants du monde à venir, 2012, le cherche midi, 106 blz. Dit boek is opgedragen aan zijn kinderen en kleinkinderen en bij uitbreiding aan alle kinderen. Een aanrader, die aanspreekt.

Hieronder de inhoudsopgave en het voorwoord, en een link naar het gehele boek.

Hele boek (78 pag.) als pdf

Achterflap

“Welke wereld laten we onze kinderen na?” verdient meer dan het tamboergeroffel van de verontwaardiging.

Er schuilt nochtans een zekere ongerijmdheid in het aanmoedigen van de engelachtigheid van de goede bedoelingen, zonder wapens aan te reiken tegen de monsters van het gewone geweld, die er anders een snelle hap van maken.

Er zijn er veel die voortdurend vitten op de dominante barbarij en absurditeit omdat ze er niet toe komen de grondvesten te leggen van een maatschappij die eindelijk verlost is van de handelsverhoudingen en van het financiële totalitarisme. Nu een beschaving, die technologische ontwikkeling verbond aan menselijke onderontwikkeling, zieltogend in de modder en het bloed ligt, zien nieuwe waarden het daglicht en vervangen ze oude.

Ik ben gevoelig geweest voor die nieuwe zucht die de wil aanwakkert – niet alleen bij mijn kinderen en kleinkinderen, maar ook bij een groeiende groep jongeren – om echte menselijke waarden in te stellen (solidariteit, creativiteit, gulheid, wijsheid, heruitvinden van de liefde, bondgenootschap met de natuur, feestelijke aantrekkingskracht van het leven), die breken met de patriarchale waarden (autoriteit, opoffering, werk, schuld, dienstbaarheid, wederdiensten, opkropping en uitbarsting van de emoties), gericht op de predatie, het geld, de macht en die breuk met zichzelf die de oorzaak is van de angst, de haat en het misprijzen van de andere.

Ver van de media die er hun beroep van maken het niet te weten, vormt zich clandestien een levende maatschappij onder de barbarij en de ruïnes van de Oude Wereld. Het is niet overbodig aan te tonen op welke manier ze zich aanmeldt en hoe ze zich zal ontvouwen.

RV

Voor Ariane, Ariel, Chiara, Tristan, Garance, Renaud, Sasha, Lunta

Inhoud

  • Voorwoord p4
  • Een verandering van beschaving voltrekt zich onder onze ogen p8
  • De oude nachtmerries vertroebelen nog altijd onze dromen van vernieuwing p9
  • De aardverschuiving van de Franse Revolutie p11
  • De valstrik van de vrije markt p12
  • Van productivisme naar consumentisme p14
  • De illusie van het consumeerbare welzijn p15
  • Het consumentisme heeft alle waarden gelijkgesteld met de handelswaarde p16
  • De revolutie van het dagelijkse leven p17
  • Het financiële kapitalisme of alle geld in de goot p19
  • Voor en tegen de cultuur p20
  • De leermeester wordt opgevolgd door de gedachteloze slaaf p22
  • De populistische regressie, de cultuur van het niets en de verdwazing van de massa’s p26
  • Bewustzijn en emoties p28
  • De intellectuele bloedvlek p29
  • De ideologie, ziekte van het zijn p32
  • De mens van de weerzin, of de weerwraak van het in zijn begeerten gefrustreerde lichaam p35
  • Het ultieme conflict herleidt zich tot een endemische oorlog tussen de partij van de dood en het partij kiezen voor het leven p42
  • Een nieuwe volksverlakkerij: het ecologische neokapitalisme p45
  • Het bewust worden van zichzelf en van de wereld is wat het meest mankeert p47
  • Verlof nemen van een onmenselijk verleden p48
  • De levenslijn puren uit het verleden dat ze heeft verborgen p52
  • De liefde voor het leven heeft geen behoefte aan ethiek p54
  • Het overstijgen van het overleven impliceert het ontstaan van een levensstijl p57
  • Jullie zijn de kinderen van een eeuwige lente p61
  • Strijden voor het leven is niet hetzelfde als tegen de dood vechten p63
  • Voor een feestelijke maatschappij p66

We hebben maar één ding nodig: de diepe vreugde van het leven. Laat haar poëtische kracht ontwaken en zich ontplooien en alles wordt er ons bovenop gegeven.

Voorwoord

Hoe kan ik me nu wenden tot mijn dochters, tot mijn zonen, tot mijn klein- en achterkleinkinderen zonder daarbij te betrekken, al wie in het vrekkige universum van het geld en de macht werd geworpen, al wie ook morgen nog riskeert ontrieft te worden van de niet te ontkennen beloften van de geboortegift, een leven zonder tegenprestatie?

Als ik niet zo’n afkeer had van morele geboden zou ik me kunnen beperken tot enkele nobele humanistische verklaringen. Er schuilt nochtans een zekere ongerijmdheid in het aanmoedigen van de engelachtigheid van de goede bedoelingen, zonder wapens aan te reiken tegen de monsters van het gewone geweld, die er anders een snelle hap van maken.

De eenvoud van de mens en van de wereld waarin hij probeert te leven is slechts schijn. De oppervlakte van de wezens en de dingen heeft de bedrieglijke onbewogenheid van een meer, maar de argeloze vis is vlug gevangen. Overigens heeft de evolutie van de zeden en de gewoonten een punt van versnelling bereikt dat een nieuw licht doet schijnen op een ongewoon samenlopen van evidenties, in het hart van het duister van gisteren.

Misschien stemt u in met het verwijt dat me dikwijls wordt gemaakt, te schrijven in een stijl die van de lezer meer moeite en aandacht eist dan een roman.

Wat is voor elke zot gemakkelijker te verstaan dan het herkauwen van vooroordelen dat sinds eeuwen doorgaat voor denken; dan die gemeenplaatsen die van generatie op generatie worden herhaald tot ze doorgaan voor eeuwige waarheden? Filosofieën, godsdiensten, ideologieën zijn niets meer dan het vastpinnen van een gedrag dat, hoe divers ook, gehoorzaamt aan onwrikbaar geachte drijfveren: de drang naar macht, de aantrekkingskracht van geld, van concurrentie, het gevecht van kracht tegen list, de onderdrukte bestialiteit en zijn uitspattingen, de ontaarde liefde, de schuldige angst, de verbanning uit zichzelf, de existentiële malaise.

Diegenen waarvan de gedachten de gewone vaststelling van die stokoude motivaties nooit overstijgen en in het rond draaien in het eeuwige herhalen van de archaïsche mens, dat zijn dezelfden die het me kwalijk nemen dat ik me herhaal telkens ik enkele zandkorreltjes strooi in de raderen van een mechanisch lot dat hen meeneemt waar ze niet willen gaan – ze weten het en ze leggen er zich bij neer.

Men brengt de rotsvaste zekerheden van het verleden niet aan het wankelen zonder er op los te hameren met ideeën die in staat zijn de oude banaliteiten te verpulveren en voor de toekomst de wegen te openen die de toekomst zal banaliseren.

Hoe evenwel de lezer niet ontmoedigen met brandende waarheden als hij naar gewoonte zelfs de koude asse ervan niet durft aan te raken? Ik zal niet overgaan tot de literaire spitsvondigheden van de schrijver die zijn lezer wil verleiden. Mijn dilemma is het ontwijken van de kunstgreep van de verleiding en, tezelfdertijd de luiheid, die ik genoeg waardeer om er de deugden van te beoefenen, niet op te geven.

Men zegt dat Leonardo da Vinci een kamer inrichtte, behangen met kleine spiegels. Hij zette er zich middenin om na te denken (réfléchir) in het centrum van een microkosmos die hem in menigvoud “weerspiegelde” (réfléchir) en zijn verschijning veranderde. Daar zat hij, in het midden van verschillende bespiegelingen waaruit hij als enige de lering trok. Zijn we niet op elk ogenblik omgeven door een mozaïek van uiteenlopende elementen, waar dezelfde dingen en dezelfde wezens voortdurend terugkeren maar telkens onder een andere invalshoek, die hun belichting verandert en hen verrijkt met nieuwe betekenissen?

De herhaling is slechts schijn. Ze is zoals de muzikale variaties op een gegeven melodie. Wanneer de toondichter op het einde het initiële thema herhaalt, is het in standvastigheid verrijkt met alle improvisaties die zich hebben opgevolgd en waar het aanleiding toe gaf.

De compositie in mozaïek speelt op de paradox tussen het familiaire en de afstand. Het is aan de lezer zich op zichzelf te baseren, om doorheen mijn betoog te ontwarren wat in hem in resonantie is als een echo van zijn eigen aspiraties; om te vermoeden langs welke wegen van mogelijke uitvoering deze labyrintische begeertes zich een weg banen.

Je verkwist zoveel energie met werken aan wat je verdort en verarmt, en je zou je neus ophalen voor de moeite die wordt verwacht van een aanpak gericht op een benadering van de wereld en de begeerte om die wereld van kop tot teen te veranderen?

Ik geef toe dat het gemakkelijker is de dominante aberratie goed te keuren dan het authentieke leven, maar ik weiger toe te geven aan dit laffe gemak, net zoals ik de rottende en hatelijke emoties het recht weiger het menselijke bewustzijn van een op te bouwen leven te versmachten.

We zijn zo gewoon aan de criteria waarmee het dagelijkse overleven zijn vervelende parcours afbakent dat de scherven van het leven, dat haar kosteloosheid aanbiedt, ons afschrikken met hun ongewone klaarheid en ons kwetsen als wonden van onzin.

Ik wil die ongemakkelijke en hartstochtelijke weg niet mislopen, waar ik kom en ga van wat ik ben naar wat ik wil zijn. Mijn weg stijgt en daalt, altijd dezelfde en voortdurend anders, onder mijn passen die hem betreden, een spoor graven, hem doorkruisen.

In de ogenschijnlijke onduidelijkheid van de woorden en zinswendingen, waarin men denkt zich te verliezen, komt er altijd een geschikt moment voor het ontwaken van het levende. Het onttrekt zich uit het existentiële magma waarin het slipte, het veert op, als op de loer voor een ongewone ontmoeting.

Deze confrontatie met zichzelf geeft opnieuw zin en eenvoud aan wat ingewikkeld leek. Het bewustzijn verrijkt zich met wat het bezit. De beste remedie tegen dit levenstekort, de overlevingspijn, is de eigen rijkdom ontdekken, die van het genot, van de schepping, van de liefde, van de dronken begeerte zich te bevrijden van de handelsonderdrukking.

Het “woord” heeft tijd nodig om af te dalen van het hoofd in het lijf waar andere oren het horen, op hun manier vastleggen, waar de taal van de emoties het distilleert, alvorens zich te richten tot dit bewustzijn dat afkomstig is uit onze mentale activiteit die het gewicht en de gratie draagt van een mens, altijd meer mens.

Zoveel dagen, zoveel jaren vooraleer “de zin lichaam wordt”! Om onze emotionele bestialiteit te leren louteren in plaats van ze te onderdrukken en ze los te laten in de pompzoden van de barbarij, zoals voorgeschreven in de lange geschiedenis van onze onmenselijkheid.

Ik wil niets minder dan de almacht van het leven. Ik maak me geen zorgen noch om te preken, noch om te voorspellen. Mijn gedachten vormen zich en maken bij elke schrede vooruitgang, want de roep is constant. Mijn luiheid mikt op een effect van resonantie waarvan de echo’s overal weerkaatsen zonder dat ik er hoef naar om te zien. Spelend op het nabije en het verre, steek ik mezelf voorbij en loop ik voor mij uit. Ik vind mogelijkheden uit om me zonder schade te onttrekken aan het drijfzand dat het overleven is. Mijn aanpak gaat in tegen al wie zich ten koste van vergeefse moeite, wild verweert en wordt opgeslokt in een fatalisme dat als een zure luciditeit inweekt op een kadaver.

Wil je weten wat me echt aan het hart ligt? Dat is de zang van de aarde waarvan, volgens het model van de muzikale variaties eerder aangehaald, het initiële en finale thema gelijk zijn. Het is de basis leggen voor een maatschappij waar mijn geluk, het geluk van mijn kinderen, van mijn geliefde, van zij die ik vroeger liefhad, van mijn vrienden, van alle mensen waar ik wat voor voel, intiem solidair is met het geluk van de schepsels, overal ter wereld neergeslagen door de tirannie van het geld, van de macht, van de handelswaar. En van de dieren, om te beginnen met het dier dat in ons leeft.

Tussen het alfa en het omega van mijn intenties liggen slechts de poging en de verleiding de gegrondheid van mijn keuze toe te lichten.

Lees verder het hele boek (78 pagina’s) hier als pdf.

– Overgenomen van GlobalInfo