Peru heeft zijn derde president in amper één week tijd. De crisis is totaal, politiek, institutioneel, sociaal en economisch. Terwijl de jarenlang kapot bespaarde gezondheidszorg de coronapandemie niet aankan blijven de oude krachten elke verandering weigeren. De grootste protesten in 20 jaar tegen de corruptie en de uitzichtloze situatie worden bloedig onderdrukt. Alleen een nieuw politiek systeem kan het land nog redden, volgens de Peruaanse politicus Álvaro Campana.
Het Zuid-Amerikaanse land Peru verzinkt in een steeds diepere politieke crisis sinds 2018, met daar bovenop in 2020 een zware economische crisis als gevolg van de coronapandemie. Deze crisis sleept echter al langer aan. Op 28 juli 2016 won Pedro Pablo Kuczynski, zoon van Duits-Poolse immigranten, met een centrumliberaal programma zeer nipt de presidentsverkiezingen tegen rechts tegenkandidaat Keiko Fujimori, dochter van voormalig president Alberto Fujimori.
Op 23 maart 2018 nam hij ontslag wegens een gerechtelijk onderzoek voor corruptie en witwaspraktijken in samenwerking met het Braziliaanse bouwbedrijf Odebrecht, dat in Brazilië de spil is van het corruptieschandaal Lava Jato (Car Wash). Hij werd opgevolgd door vice-president Martin Vizcarra, die snel werk maakte van de bestrijding van corruptie.
Meer dan zestig leden van het parlement zijn echter betrokken in corruptieschandalen. Vizcarra werd vervolgens afgezet door het parlement op 9 november 2020 op basis van een zeer betwistbare beschuldiging van “morele incompetentie” (na een eerste mislukte poging tot afzetting op 11 september). Zoals voorzien in de Grondwet werd Vizcarra opgevolgd door de voorzitter van het parlement Manuel Merino, die zelf de drijvende kracht was achter zijn afzetting.
Na de afzetting van Vizcarra braken volksprotesten uit in heel het land, die zwaar werden onderdrukt en waarbij meerdere doden vielen. President Merino vormde onmiddellijk een extreemrechtse regering met een aantal generaals van het leger. Volgens opiniepeilingen stond de Peruviaanse bevolking voor 79 procent achter Vizcarra.
Deze protesten groeiden snel uit tot de grootste manifestaties van de voorbije twintig jaar. Buitenlandse waarnemers veroordeelden de zware repressie en nauwelijks vijf dagen na zijn eedaflegging werd ook Merino op 14 november tot aftreden gedwongen. Hij werd op zijn beurt opgevolgd door de nieuwe parlementsvoorzitter Francisco Sagasti (informatieve inleiding door de redactie van De Wereld Morgen).
Onderstaande opinie over de situatie werd geschreven door Álvaro Campana. Hij is secretaris-generaal van Nuevo Perú, een nieuwe linkse politieke beweging sinds december 2017, en redactielid van het maandblad Ojo Zurdo (‘linkeroog’).
Peru staat voor de noodzaak van een grondwettelijke ommekeer
De afzetting van Peruaanse president Martín Vizcarra op 9 november opende een nieuw hoofdstuk in een lang aanslepende institutionele en economische crisis van het land. De uitweg uit deze crisis – die steeds ernstiger wordt – zal afhangen van het vermogen van de Peruaanse linkerzijde om de meest democratische sectoren van de samenleving achter een hervorming van de grondwet te verenigen.
Wat er in Peru aan de gang is, is in feite de zoveelste herdruk van een diepe crisis, die verder gaat dan een institutioneel of partijgebonden geschil. Dit is een “crisis van het regime” zelf en brengt de gevestigde orde in het gedrang, die is ontstaan in 1992 na de staatsgreep van president Fujimori, de grondwet van 1993 die daaruit voortkwam, evenals het politieke kader waarin de staat, de economie en de neoliberale samenleving de voorbije afgelopen 30 jaar werden bestuurd.
De onderliggende factoren van deze politieke verschuivingen zijn onder andere het inkrimpen van de voormalige economische groeiperiode, die door de buitengewoon hoge grondstoffenprijzen bereikt was. De recessie toonde aan dat deze groei een “valse welvaart” had gecreëerd, zoals in het verleden al vaker was gebeurd. Dit valse groeimodel kan de diepe sociale ongelijkheid en onzekerheid waarin de grote meerderheid van het land leeft, en waarin de informele economie alom aanwezig is, niet langer meer verbergen, wat ook geldt voor de betrokken groeisectoren en voor al degenen die dankzij deze nepgroei net uit de armoede ontsnapt waren.)
Een andere factor die het huidige politieke klimaat inluidde, zijn de bewijzen van corruptie die sinds 2017 aan het licht komen, en in gang werden gezet door het corruptieschandaal van (het Braziliaanse bouwbedrijf) Odebrecht. Hier waren niet enkel presidenten, maar ook de economische machtsgroepen bij betrokken, wat de omvang van de corruptie binnen heel het overheidsapparaat aan het licht bracht.
De onenigheden tussen de fracties van deze economische machtsgroepen en hun rechtse politieke vertegenwoordigers die op politieke macht uit zijn heeft tot vandaag een machtsconflict tussen de uitvoerende en de wetgevende macht met zich meegebracht. Dit conflict werd voornamelijk uitgevochten tussen de meer liberale fracties verbonden aan het groot kapitaal van ex-president Pedro Pablo Kuczynski (PPK) en het nieuw opkomende kapitaal van de maffiose en conservatieve fracties onder leiding van Keiko Fujimori.
Een gelijkaardig machtsgeschil herhaalde zich tijdens de recente confrontatie tussen het nieuwe parlement, onder leiding van Manuel Merino, en president Martín Vizcarra. Hier raakten echter ook andere persoonlijkheden bij betrokken, in de context van de gezondheids- en economische noodsituatie die door de pandemie werd uitgelokt.
Deze crisis heeft de diepe zwakte aangetoond van de informele economie waarin miljoenen Peruanen leven. Het heeft de diepe gebreken blootgelegd van een economisch model met een geprivatiseerd en ontoereikend systeem voor gezondheidszorg dat Peru tot het land met de hoogste oversterfte door COVID-19 op aarde heeft gemaakt.
In dit kader was Vizcarra er kortstondig in geslaagd om het corrupte imago aan te klagen van het parlement, dat hoofdzakelijk aan het Fujimorisme verbonden schijnt te zijn. Hij verkreeg eveneens veel goedkeuring door de behoefte van het Peruaanse volk aan politieke bescherming tijdens het toeslaan van de pandemie.
Ondanks zijn gebrekkige bestuur van de gezondheids- en sociale crisis waarbij verenigingen van ondernemers bevoordeeld werden, ondanks dat hij het overige beleid op automatische piloot liet doordraaien, waardoor loontrekkende werknemers en landbouwers economisch zwaar getroffen werden, behield Vizcarra grotendeels zijn populariteit.
Een meer reactionaire coalitie binnen het congres maakte gebruik van scheuren in die steun van de bevolking, alsook van het schandaal met het geprivatiseerd nationaal pensioenstelsel, waarbij president Vizcarra geweigerd had geld terug te storten aan de bijdragende bevolking.
Deze coalitie wees evenals op herhaaldelijke tekenen van corruptie bij de president zelf, wat ertoe leidde dat Vizcarra uiteindelijk zelf opstapte, waarna ze Manuel Merino, voorzitter van het parlement, uitriepen tot president. Hiervoor werd er beroep gedaan op het Grondwetsartikel dat “ontslag wegens moreel onvermogen” voorziet.
De politieke onrust en de protesten van de voorbije dagen, die de nieuwe regering van Merino verwierpen, waren een gevolg van deze situatie. Bij deze mobilisatie speelt jongeren een hoofdrol. Deze protesten werden tegelijkertijd heel sceptisch bekeken door machtsgroeperingen die Vizcarra hadden afgeschreven.
Eén van de grootste problemen voor het vinden van een uitweg uit deze crisis is de apolitieke logica die als gevolg van het neoliberalisme ontstaan is. Een ander probleem is dat protesten er niet in slagen om de gewone lagen van de bevolking te bereiken, die nu meer dan ooit met moeite overleven te midden van de economische en sociale gevolgen van de pandemie.
Daar komt ook de ontwrichting bij van sociaal en politiek links, dat met zijn eigen politieke crisis kampt en, in zijn zoektocht naar electorale profilering, niet in staat is een omvattend strategisch perspectief te koppelen aan hun acties, wat alle politieke sectoren in diskrediet kan brengen.
Dit dreigt in een autoritaire en reactionaire oplossing voor de crisis uit te monden, zoals door de huidige regering wordt voorgesteld, of tot een keuze voor het “mindere kwaad” van het klassieke liberalisme, wat de ontbinding van dit regime en de politieke frustratie van de gewone bevolking enkel verder zal verlengen.
De noodzaak voor sociaal en politiek links om een samenhangende politieke strategie te ontwikkelen, die een grondwettelijke en democratische uitweg uit deze crisis kan bieden, is cruciaal.
Door een beweging te vormen die de democratische sectoren van de burgerbevolking aantrekt, kan links aantonen dat fundamentele veranderingen in het land in feite de enige mogelijke uitweg uit deze crisis zijn. Dit houdt eenheid van actie in, zowel op straat als in de politieke instellingen. Sociale en economische eisen van de bevolking en grondwettelijke hervormingen moeten aan elkaar gekoppeld worden. Er moet dus dringend een politieke exit-agenda uit deze crisis opgesteld worden.
Na de benoeming van hun nieuwe regering en de crisis die erop volgde liggen de reactionaire ingewanden van de neoliberale instellingen open en bloot op straat. Aangezien de sterke aanwezigheid van vertegenwoordigers van het grootkapitaal en van de partijen die nog steeds aan het Fujimorisme verbonden zijn, is het onmogelijk dat hun oppervlakkige, cosmetische verandering deze crisis kunnen oplossen.
Meer dan verkiezingen of een nieuwe regering, is het van fundamenteel belang dat nu een debat over wordt gevoerd over het herschrijven van de grondwet van Peru. Verandering is dringend nodig.
Het artikel Perú ante la necesidad de un proceso constituyente werd vertaald door Louise Hantson.
Noot: