Overpeinzing naar aanleiding van Varoufakis’ utopie

Yanis Varoufakis heeft recentelijk een utopie geschreven: Another Now (nog niet in het Nederlands vertaald). De medeoprichter van DiEM25 en ex-minister van Financiën van Griekenland verklaart zijn motivatie er mede voor met een verwijzing naar zijn vrouw Danae Stratou. Zij had hem vanaf het begin van hun samenzijn voorgehouden dat zijn kritiek op het huidige kapitalisme niets voorstelt tenzij hij antwoord gaf op de vraag: “Wat is het alternatief?” Inderdaad helpt kritiek op de uitwassen van het neoliberalisme, kritiek op Trump of op Baudet, hoe nodig ook in de dagelijkse situatie, ons niet echt vooruit, maar bestendigt die hoogstens een iets mildere vorm van kapitalisme. Maar na probeersels in onder meer de voormalige Sovjet-Unie en in China is het ‘reëel bestaande socialisme’ voor menigeen zowat synoniem met het fascisme. Hoewel het in wezen een onzinnige vergelijking is, wijzen oppervlakkige beschouwingen steeds op de grote aantallen slachtoffers van beide systemen. Socialisme klinkt met andere woorden niet aantrekkelijk. Een alternatief is urgent.

Marx
Varoufakis onderkent de valkuilen van het schetsen van een alternatief. Hij geeft aan dat Karl Marx, niet iemand met een tekort aan zelfvertrouwen, consequent weigerde verder te gaan dan wat vage aanwijzingen over het socialisme. Marx zelf vond dat zo’n utopische schets uitgaat boven de capaciteiten van middenklasse-intellectuelen die werken in de British Library of keuvelen in hun chique woonkamers. Kapitalisme zal volgens hem een klasse produceren, het proletariaat, die al doende in zijn streven naar behartiging van de collectieve belangen van zijn leden het socialisme zal creëren. Dit gaat evenwel niet zonder mislukkingen, zoals de Sovjet-Unie aantoonde. Overigens acht ik sommige van Marx’ aanwijzingen uiterst waardevol. Aan het eind van het Communistisch Manifest doet hij een beroemde oproep: ‘Proletariërs aller landen, verenigt u!’ De uitwerking ervan in linkse samenwerking over landsgrenzen heen is echter tot nog toe maar mondjesmaat gelukt. Tegenover prima vingerwijzingen bleken andere ideeën van Marx desastreus. Met zijn ‘dictatuur van het proletariaat’, ofschoon natuurlijk niet bedoeld als een dictatuur, hebben machthebbers in staten als de USSR hun nomenklatoera kunnen legitimeren.

Test ontbreekt
Ofschoon Varoufakis in navolging van Marx de moeilijkheden van het schrijven van een utopie onderkent en zijn poging kan worden toegejuicht, is er natuurlijk de vraag of zijn uitwerking bijdraagt aan een alternatief voor het huidige kapitalisme. Ik zal geen antwoord geven omdat ik Another Now (nog) niet heb gelezen. Lode Vanoost heeft dat wel gedaan en hij is niet bijster enthousiast. Hij merkt op: ‘Met zijn formule van een science fiction-roman poogt hij weg te blijven van saaie economische denkoefeningen, waarin hij deels wel slaagt maar bijwijlen zijn lezers toch in de problemen brengt. Ontelbare mechanismen en hun afkortingen volgen elkaar in sneltempo op en maken het de lezers niet eenvoudig om nog te volgen. Het risico is reëel dat geïnteresseerde leken zonder voorkennis in de economische wetenschappen, hier gaan op afhaken.’ Dit betreft evenwel slechts de stijl van het boek. Over de essentie meldt Vanoost: ‘Varoufakis’ model is echter onvolledig, gebrekkig en ontbreekt elke test in werkelijke omstandigheden. Het heeft wel de verdienste om ons te doen nadenken over wat er allemaal zou kunnen.’

Andere ideeën
Naast Varoufakis’ schets van een alternatief voor het huidige kapitalisme zijn er tegenwoordig gelukkig meer verkenningen, hoewel niet alle even rooskleurig. Om daarin een weg te vinden heeft socioloog Nico Wilterdink uitstekend werk verricht met het vergelijken van gedachtegoed van Thomas Piketty, Branko Milanović en Joseph Stiglitz. Het grootste deel van diens bespreking betreft de weergave van recente boeken Kapitaal en ideologie (Piketty), Capitalism, Alone (Milanković) en Winst voor iedereen (People, Power, and Profits) (Stiglitz). Stiglitz benadert de problematiek voor alleen de VS vrij simpel sociaaldemocratisch. Volgens Stiglitz zou Amerika een soort Zweden van de eerste decennia na WO-II moeten worden, een hoog ontwikkelde verzorgingsstaat die redelijk egalitaire verhoudingen garandeert. Maar dat model blijkt niet meer te werken in het huidige Zweden en in geen enkel Europees land. Europeaan Piketty heeft wel aandacht voor de Europese situatie. Werknemers zouden vergaande medezeggenschap in bedrijven moeten krijgen in een zogeheten ‘participatief socialisme’. Het probleem is dat het slechts ten dele te realiseren is in het kader van de nationale staat. De grootste moeilijkheden liggen op het gebied van de belastingen. Met globalisering heeft belastingontwijking een grote vlucht genomen en kunnen investeerders kiezen voor een land waar het belastingregime hen het gunstigst gezind is. Het gevolg is een druk op nationale regeringen – vooral op die van kleine en middelgrote staten – om in onderlinge concurrentie belastingen te verlagen en belastingregels te versoepelen. Noodzakelijk is dan ook internationale harmonisatie van belastingen, om te beginnen in de EU. Zijn analyse gaat voorbij het simplisme van Stiglitz maar hij heeft geen helder idee hoe hij Europeanen warm kan maken voor Europese belastingen. Ten slotte is Milankovic’ verdienste dat hij het Chinese kapitalisme, in feite een soort fascisme waarin kapitaal en staat (communistische partij) innig samenwerken, als mogelijk alternatief beschrijft. Door het Chinese systeem niet bij voorbaat als onhoudbaar te kwalificeren, vormt het een waarschuwing voor het offer van onderdrukking van democratische vrijheden en minderheidsgroeperingen – Oeigoeren bijvoorbeeld – op het altaar van kapitalistische productiviteitsgroei.

Randvoorwaarden
Alle hier genoemde auteurs belichten aspecten van een mogelijk post-neoliberalisme. Ik zal het linkse alternatief hier links2.0 noemen omdat de term socialisme, zoals hierboven aangegeven, met name door het stalinisme, te bezoedeld is. Hun overdenkingen stimuleren. Weliswaar is er veel te zeggen voor Marx’ terughoudendheid over voorstellingen met betrekking tot toekomstige samenlevingen, desalniettemin mag je niet verwachten dat links2.0 vanzelf komt. De ervaringen met het ‘reëel bestaande socialisme’ kunnen echter wel de nodige leermomenten opleveren. Een eerste randvoorwaarde lijkt me dat democratie inclusief mensenrechten – dat impliceert onder meer verwerping van de doodstraf – moet primeren. Een tijdelijke dictatuur (van het proletariaat) is uit den boze. Dat middel is erger dan de kwaal. Een tweede randvoorwaarde sluit aan bij Marx’ notie van ‘Proletariërs aller landen, verenigt u!’ Links2.0 dient zich internationaal te organiseren. Een concreet uitvloeisel daarvan is dat federalisering van de EU in onze contreien als topprioriteit wordt bestempeld. Desnoods in eerste instantie zonder linkse invulling ervan. Een derde randvoorwaarde lijkt me de presentatie van een voor iedereen bevattelijk alternatief. Dat kan een soort van sociaaldemocratische verzorgingsstaat zijn. Maar dan niet opgebouwd rond de natiestaat. Meer zoals een van de voornaamste theoretici van de verzorgingsstaat (en Nobelprijswinnaar economie) Gunnar Myrdal een streven naar een mondiale verzorgingsstaat in Beyond the Welfare State voorstelde. Hij signaleerde daarin (in 1963) dat de verzorgingsstaten met hun eigen nationale preoccupaties tegen internationale economische integratie ingaan.

Uitgelichte afbeelding: door DTRocks, Wikimedia Commons