Hannah Arendt is terug van weggeweest. Als ze dat al ooit was. Deze Duits-joodse politiek denker en filosofe stierf in 1975 – ze werd 69 jaar – en liet een zeer uitgebreid en controversieel werk na dat nog steeds een grote actualiteitswaarde heeft. De filosofen Dirk De Schutter en Remi Peeters spannen zich al jaren in om haar gedachtegoed in het Nederlands bekend te maken.
Met de film ‘Hannah Arendt’ uit 2012, uitstekend geregisseerd door Margarethe von Trotta, werd alvast één aspect van Arendts denken onder de aandacht van een breder publiek gebracht. Op vraag van The New Yorker trok zij in 1961 als verslaggever naar Jeruzalem om het gemediatiseerde proces tegen nazi Adolf Eichmann te volgen. De joodse denker, in 1906 geboren in het Pruisische Koningsbergen – nu Kaliningrad – had intussen naam gemaakt in de Verenigde Staten.
Zij ontvluchtte Duitsland in 1933 en belandde na een lange omweg in 1941 in de Verenigde Staten. Op dat proces observeert zij een opvallend gebrek aan diepgang in de antwoorden en houding van Adolf Eichmann. Niets wijst voor haar op onwankelbare ideologische overtuigingen of op specifiek kwaadaardige motieven. Het enige wat haar opvalt in het gedrag van deze nazi, vanuit zijn verleden en tijdens het proces, is geen domheid, maar gedachteloosheid.
Zij publiceerde haar bevindingen over Eichmanns houding onder de zeer controversiële ondertitel ‘Een verslag over de banaliteit van het kwaad’. Daarop focust ook de film want die omschrijving heeft haar grote naambekendheid bezorgd. Wat is het verband tussen het kwaad en het denken? Volgens Arendt tart het kwaad het denken ‘omdat denken een zekere diepte wil bereiken, tot de wortels wil gaan, en het op het moment waarop het op het kwaad stuit daar niets mee aankan, omdat er niets is. Dat is “de banaliteit van het kwaad”.’ (p. 25)
(Lees verder bij de bron van dit artikel)
Via:: dewereldmorgen.be