Wat er zou gebeuren met de associatie-overeenkomst als uiteindelijk het Nederlandse kabinet geen handtekening onder de goedkeuringswet zette is onduidelijk. Want een verdrag kan wel onder voorbehoud en voorlopig toegepast worden, maar dat is geen blijvende juridische situatie. Maar van de andere kant kan die voorlopigheid lang opgerekt worden. De overeenkomst gaat zeker niet de prullenbak in als het Nederlandse kabinet haar stem aan de goedkeuringswet onthoudt. Dat valt zowel verdragsrechtelijk als politiek niet te verwachten.
Wat dat laatste betreft schetst de brief van BuZa de politieke situatie die dan ontstaat: ‘Beëindiging van de voorlopige toepassing van de overeenkomst van de kant van de EU vereist een besluit van de Raad, op voorstel van de Commissie, met eenparigheid van stemmen. De meeste lidstaten hechten aan voorlopige toepassing van onderdelen van het associatieakkoord. De vereiste unanimiteit voor opzegging van de voorlopige toepassing ontbreekt derhalve.’ Ofwel, EU-lidstaten die zich nauw met Oekraïne verbonden voelen, zoals Polen en de Baltische staten zullen nooit hun handtekening onder beëindiging van de voorlopige toepassing zetten.
De observatie van velen dat het kabinet ‘de uitslag van het referendum negeert’ als het geen nieuwe goedkeuringswet ondertekent is in strijd met de wettelijke verplichting van het kabinet. Het woord ‘negeert’ is ongelukkig gekozen. Het kabinet heeft de wettelijke plicht om de uitkomst van het referendum in ogenschouw te nemen, maar is niet verplicht om de uitkomst over te nemen. Dat is logisch, want het gaat immers om een niet bindend referendum.
Daarbij komt dat 27 van de 28 EU-lidstaten de associatie-overeenkomst van de EU met Oekraïne hebben geratificeerd. Evenals Oekraïne. Daarnaast valt 80% van de associatie-overeenkomt buiten de uitspraak die het referendum vroeg. Ofwel, in Europees verband is het belang van het Nederlands referendum flinterdun. En ook in Nederlands verband is het niet al te dik. Alle ophef over de recente ontwikkelingen geven daarom vooral aan dat de kennis over de verdragsrechtelijke en politieke achtergronden bij velen ontbreekt. Of dat men het als een voorschot neemt op de verkiezingen van maart 2017 met voorbijgaan aan de feiten. Dat is jammer voor het niveau van het publieke debat.