Auteurs: A.J. Wierenga, B. Roorda & J.G. Brouwer
De Sinterklaasintocht vormt zo langzamerhand een hoofdpijndossier voor lokale overheden. Dit (oorspronkelijke) kinderfeest verwordt meer en meer tot een gebeurtenis die vergelijkbaar is met een risicowedstrijd in het betaalde voetbal. De landelijke Sinterklaasintochten van 2014 en 2016 getuigen daarvan. Burgemeesters en officieren van justitie traden met behulp van politie onevenredig hard op tegen anti-Zwarte Piet-demonstranten, hierbij het noodrecht schendend en het recht om te demonstreren niet de ruimte gevend die het rechtens toekomt. Wij zullen uitleggen waarom.
Misbruik noodrecht
Noodverordening Maassluis en noodbevel Rotterdam
Bij de Sinterklaasintocht van zaterdag 12 november 2016 maakten de burgemeesters van Maassluis en Rotterdam gebruik van hun noodbevoegdheden. De burgemeester van Maassluis door een vooraf bekendgemaakte noodverordening uit te vaardigen, die van Rotterdam door een ter plekke aangezegd noodbevel.
Deze bevoegdheden kunnen worden ingezet bij (ernstige vrees voor) ernstige wanordelijkheden. Daarvan is sprake indien er een concrete verwachting bestaat dat bij de Sinterklaasoptocht groepen voor- en tegenstanders van de figuur Zwarte Piet – en anderen die de gelegenheid te baat nemen om te rellen, zoals hooligans – met elkaar op de vuist zullen gaan.
Een belangrijke kanttekening is dat de noodbevoegdheden niet ingezet kunnen worden ter regulering van demonstraties. Daarvoor heeft de wetgever een specifieke wettelijke regeling neergelegd in de Wet openbare manifestaties.
In de Maassluisse noodverordening en het Rotterdamse noodbevel van 12 november 2016 zijn noodmaatregelen getroffen die in strijd zijn met het recht. Op twee van die maatregelen gaan we nader in.
Vage voorschriften
In de Maassluisse noodverordening en het Rotterdamse noodbevel is een bevoegdheid opgenomen voor de politie om een ieder die zich in het gebied rondom de Sinterklaasintocht bevindt met het kennelijke doel de openbare orde te verstoren te bevelen zich te verwijderen uit dat gebied of uit de gemeente.
Door de open norm die wordt gehanteerd, laat dit voorschrift ontoelaatbare beoordelingsvrijheid aan de politie. Wie heeft precies wanneer het kennelijke doel de openbare orde te verstoren? Vage, open voorschriften in de noodverordening die interpretatie behoeven zijn niet toegelaten.
Nog bezwaarlijker is dat bovenstaand voorschrift een nieuwe (verwijderbevels)bevoegdheid toekent aan de politie. De Rotterdamse burgemeester gaat bij het toekennen van bevoegdheden aan de politie zelfs nog een stapje verder.
(lees verder bij de bron Centrum voor Openbare Orde en Veiligheid)