Ik zit hier achter de computer, met kloppend hart en een knoop in mijn maag. Ik weet niet of ik hier echt over wil schrijven. Of ik erover kán schrijven. In de laatste drie jaren heb ik een groeiend gevoel van noodzaak om te schrijven over vluchtelingen. Een gevoel van noodzaak dat geëvenaard wordt door mijn angst om het ook echt te doen. Eigenlijk moet ik het paniek noemen. Ik ervaar een paniek die mijn gedachten verstrooid en onsamenhangend maakt.
Dan zet ook nog eens de twijfel in: “kan ik aan het debat iets constructiefs toevoegen? Heb ik genoeg onderzoek/praktijkervaring/empirische data om enige stellingname te kunnen onderbouwen? Ben ik de juiste persoon om hier iets over te zeggen? Ben ik niet de zoveelste gedocumenteerde persoon die ongedocumenteerde mensen overschreeuwt? Ben ik niet veel te geprivilegieerd om hier een relevant perspectief te bieden?” Ik heb hier geen eenduidige antwoorden op en ik kan ze zeker allemaal lekprikken en ontbloten als hypocriet, problematisch zelfs. Maar ik heb mezelf gecommitteerd nu ik hier typend achter het scherm zit en de knoop in mijn maag lichtelijk lijkt te ontknopen. Ik heb met mezelf afgesproken om in één keer zoveel mogelijk op papier neer te zetten en dan kijken wat ik met het resultaat ga doen.
Het eerste wat ik zou willen ontknopen is de pijn die ik voel als ik denk aan (vluchtende) migranten. In de laatste drie jaren, heb ik ontdekt dat ik de intense, heftige en zware herinneringen van onze vlucht naar Nederland, in de jaren 90, nog met me mee draag. Ik was negen jaar en kan me nog herinneren dat ik bang was voor het doodgaan. Negen jaar oud en doodsbang voor de dood. Ik was bang dat het heel erg pijn zou doen. Ik was bang dat het iets is wat heel lang duurt; doodgaan en dood zijn. Ik dacht dat je het voelde, dood zijn, als iets heel scherps en zwaars. Ik begon in die tijd weer in mijn bed te plassen, deels omdat ik tot de gedachte was gekomen dat dood zijn vast net zo voelde als de donkere gang tussen mijn kamer en het toilet in ons huis in Burundi.
– Lees verder bij Artikel 1