In a sentimental mood, Duke Ellington
Mijn metgezel was vertrokken naar de trein, ik had nog een half glas behoorlijk bier voor mijn neus. Voor ik het ophad vroeg een man mij of hij mij iets kon aanbieden.
Door ervaring licht achterdochtig zal ik zo gekeken hebben dat hij er achteraan zei: ik zie dat je nu alleen bent, en dat ben ik ook. En het is leuker om iemand te hebben om mee te praten. Als je het niet erg vindt.
Ik moet geglimlacht hebben en toegestemd.
Hij was van een studiejaargang nog twee jaar voor mij en had zijn studie nog niet afgemaakt. Ik moet weer geglimlacht hebben. Ik ook niet.
Ben je dan van plan het af te maken?
Ja, dat ben ik wel. Ik moet het idee van mijn scriptieonderzoek onder woorden krijgen en aan de slag.
Hij zei dat hij planologie studeerde en daarbij stedebouwkunde. En hij geloofde er niet meer in. Was ik nog links-idealistisch?
Jazeker, dat was ik nog steeds. Hij ook.
We waren toch gek met het idee dat het iets uitmaakte of wij afstudeerden of niet.
Het zou later blijken dat hij in zekere zin gelijk had. Als hij nog even nodig had om af te ronden was intussen de vraag naar planologen helemaal ingezakt. Planning, daar hield de overheid-nieuwe-stijl niet van.
Somber en toch opgewekt dronken wij ons een weg naar de sluitingstijd.